Hup op de fiets! Ik zet stevig af en snel vlak voor een iets te hard rijdende automobilist langs. Iets later geef ik wel voorrang aan een auto van rechts (dat is toch de regel?) en begin weer te trappen. Even verderop staat een auto dubbel geparkeerd. Wat een eikel! Drie auto’s staan er ongeduldig achter te wachten. Getoeter! Ik wurm me er woedend langs, terwijl ik een zijspiegeltje schamp. Au.
Welkom in de Javastraat in Amsterdam waar ik alweer een tijdje woon. Hij is niet weg te slaan uit de landelijke media om zijn wonderlijke transformatie: was het 10 jaar geleden nog een getto met veel criminaliteit, nu is het een hotspot in de stad. De bladen schrijven dingen als: ga in deze sprankelende straat Irakees of chique Hollands eten, drink koffie met jonge hipsters in Berlijnachtige cafeetjes, koop goedkoop fruit bij de ontelbare Turkse groentemannen, terwijl je je ondertussen vergaapt aan de prachtige Amsterdamse architectuur.
Wat de journalisten er niet bij vertellen is dat de straat ook een verkeersjungle is. Ze zouden je beter kunnen waarschuwen voor een onvervalste verkeerservaring: duelleer eens op je huurfiets met snelle Amsterdamse asobakken, ontwijk scooters die op je afstormen alsof je een gewelddadig computerspel speelt, en heb vluchtig fysiek contact met talloze onoplettende voetgangers.
Om me geestelijk te wapenen tegen deze fietsbelevenissen, mijn adrenalineniveau stijgt keer op keer, sla ik het wereldberoemde Zakboekje van Epictetus, met wenken voor een evenwichtig leven, er op na. De beroemde stoïcijn leefde in de eerste eeuw na Christus toen het in Rome voller dan vol was. Er waren veel meer mensen dan de kleine straten aankonden met grote consequenties. Hij schreef het volgende:
“Als je bijvoorbeeld naar de thermen gaat, bedenk dan van te voren wat er allemaal kan gebeuren: je kunt een oplawaai krijgen, scheldwoorden zijn mogelijk, ja zelfs een beroving.”
Amsterdam lijkt er haast beschaafd bij! Dan komt hij met een advies:
“Iedere keer als je van plan bent iets te gaan ondernemen, moet je je eerst realiseren wat je precies gaat doen. Daarnaast moet je bedenken wat er allemaal kan gebeuren en wat je kunt verwachten. Vervolgens moet je je daarover niet opwinden.”
Een mens zou volgens Epictetus als een schaakspeler vooruit moeten kijken om later te anticiperen op wat hij had kunnen verwachten. Het is een uitstekende techniek om je humeur op peil te houden. Een persoonlijk doel, want in het Amsterdamse verkeer zou ik heel graag emotionele uitbarstingen voorkomen.
Voordat ik naar mijn werk ga, visualiseer ik nu bij het ontbijt het begin van mijn fietstocht: ik zal straks weer langs die mooie panden rijden. Er zullen weer auto’s zijn, die midden op de weg parkeren, zodat ik er niets lang kan. Een asociale scooter zal me heus weer van links bijna aanrijden en een voetganger zal plotseling voor mijn wielen oversteken.
“Maar hé,” denk ik, “deze keer ben ik voorbereid.” De auto zal ik gelaten naderen en kijken of ik hem kan passeren zonder kleerscheuren of cynische opmerkingen te maken. De scooter zal ik nuchter voor laten gaan en de voetganger zal ik omzeilen. En dat alles zonder scheldwoorden of middelvingers. Want Epictetus heeft me vrij streng toegesproken: “Je wist toch dat dit zou gebeuren? Nou laat je dan niet van de wijs brengen.”