Liever een bonus of een knuffel?

Wat moet jouw baas doen om jou gelukkig te houden? Een regelmatig schouderklopje? Een niet al te lullig kerstpakket? Of ben jij juist iemand die kickt op lange zweterige functioneringsgesprekken in een steriel vergaderaquarium? Een slimme baas weet natuurlijk dat elke werknemer andere behoeftes heeft, maar doet zij daar ook iets mee? Een Amerikaanse dominee (blijf lezen, het is niet zo erg als het klinkt) deed mij opeens langer nadenken over de verhouding manager-werknemer.

De New York Times, meldde onlangs verrast (ze schaamde zich bijna voor haar lezers) dat een oubollig artikel over het verbeteren van huwelijken de laatste weken het beste was bekeken. En dat te midden van al het Trump en Brexit geweld! Nieuwgierig stuitte ik op het ogenschijnlijk eenvoudige concept van The 5 love languages uitgedacht door de predikant Gary Chapman.

Volgens hem heeft elk mens een liefdestank die regelmatig gevuld moet worden. Het liefst door een partner natuurlijk. Dat veel relaties geen eeuwig leven zijn beschoren, komt volgens de dominee omdat veel wederhelften de liefdestaal van de ander niet kennen. Meestal denken zij dat dit dezelfde is als hun eigen favoriet.

We kunnen volgens Chapman bijtanken door:

  1. Woorden van bevestiging. 2. Dingen doen voor de ander. 3.  Cadeautjes. 4. Quality time  5. Fysiek contact (Deze predikant is een onverwacht groot fan van seks tijdens het huwelijk!).

1621-liefdestalen-klein-768x532

Als partner moet je zorgen dat je de taal van je geliefde spreekt of leert spreken anders gaat het onherroepelijk fout in je relatie. Opeens snapte ik mijn vriendin vijf keer zo goed. Van bloemen en kwali-tijd voor elkaar wordt zij bijvoorbeeld ongelooflijk blij, terwijl ik opleef van woorden van bevestiging (bleek ook uit de gratis test).  Cadeautjes doen mij weer niet zoveel, maar als zij tegen mij zegt, nadat ik dom een lamp verwissel:  “tsjonge, knap hoor”, ben ik twee dagen vrolijk (hint: dit geldt ook voor reacties op columns). Als je hier bewust van bent als koppel, kun je meteen doelgericht aan de slag. Mijn bloemist draait inmiddels overuren.

Moeilijk wordt het als de ander een taal spreekt, die jezelf niet interessant vindt. Houd jij niet van lange gesprekken bij het haardvuur en jouw partner wil praten en praten, dan zal je daar toch energie in moeten steken om gelukkig te blijven.

Volgens mij is dit idee ook te gebruiken op werk en kan elke manager er zijn voordeel mee doen in het onderhouden van de relatie met zijn ondergeschikte. Want waarom zou je vasthouden aan de standaardprocedures zoals een functionering- en beoordelingscyclus of het obligate “mijn deur staat altijd voor je open”?  De commerciële Chapman blijkt hier al over te hebben nagedacht. De liefdestank wordt bij hem op werk de waarderingstank. Die kun je als baas vullen met dezelfde vijf ingrediënten, behalve dat voor fysiek contact het woord gepast komt te staan. Niet iedereen zit immers te wachten op dat kneepje in de bil.

Het is als manager zaak om uit te zoeken hoe hij elke individuele werknemer apart op prijs kan stellen. Laat hem meteen vragen bij de eerste ontmoeting: “hoe kan ik jou nou goed waarderen? Is dat door jaarlijks een luchtig doch vertrouwd werkoverleg langs het strand, toch die ouderwetse bonus, of ben jij meer het type van de dagelijkse bear hug?” Hoe dan ook, een pientere baas spreekt zijn liefdestalen!

Totale kalmte en ontspanning

Sinds kort rijd ik elke zondagavond naar een grote zolder in de stad. Hij heeft een mooie houten vloer en hoge ramen, waaruit je een prachtig uitzicht hebt op het oude centrum. Behalve invallend schemerlicht vind je er niets.  Telkens denk ik: was mijn hoofd maar zo leeg en opgeruimd!

Laat ik daar nu net voor komen. Ik ben begonnen met een cursus mindfulness, die als doel heeft om meer ruimte en rust in je hoofd te creëren. Dat is met twee kleine kinderen, een naderende verhuizing en stressvol werk geen overbodige luxe (wist je dat elk jaar 1 miljoen mensen in Nederland last heeft van zware werkstress?).  Daarbij vragen lezers mij weleens waarom ik niets schrijf over Oosterse gelukstechnieken. Zij hebben er zo’n baat bij op het werk en thuis…  Goed denk ik, genoeg redenen om het eens te proberen.

Maar op de site van de Radboud Universiteit lees ik dat mindfulness moderne psychologische inzichten combineert met oude en beproefde vormen van meditatie en yoga.  Vooral de laatsten schrikken me af. Is dit niet veel te spiritueel voor mij?

Er komt hulp uit onverwachte hoek.  Happinez bedenker Inez van Oord zegt onlangs in een interview met het Parool:  “Spiritueel zijn, is een totaal cliché geworden. Het gaat nu steeds meer in de vorm zitten, de steentjes, de yogamat, de kaarsjes, maar het is een gemoedstoestand waarbij je onafhankelijk wordt van de buitenkant om te kunnen vertrouwen op de binnenkant.”

Daarnaast publiceerde de bekende filosofe Stine Jensen pas het boek Go East, een reis door de wereld van yoga, mindfulness en spiritualiteit. Tijdens een persoonlijke crisis zoekt ze haar heil eerst  in de Westerse filosofie. Maar het helpt haar niet!  Ze wordt er alleen maar chagrijnig van (zou ze deze columns wel lezen?). Dan richt ze zich op het Oosten.  Ook zij vindt dat het woord spiritualiteit besmet is geraakt. Volgens haar betekent het oorspronkelijk “de bewustwording van de  geest en moeten we het zeker niet laten kapen door zwevende New Agers.” We moeten het dus niet verwarren met allerlei esoterisch geleuter. Overtuigd geef ik me op voor de cursus.

Ik leer al snel dat de sleutel naar het geluk volgens de Oosterse wijsheid terug is te vinden in mediteren. Dit lees ik trouwens in elk relevant  filosofisch of wetenschappelijk boek over geluk.  Het doel van meditatie is volgens Stine Jensen niet om geen gedachten meer te hebben, dan zou je dood zijn, maar om je bewust van ze te zijn.  Door gedachten nauwkeurig te observeren zou je eindelijk tot rust komen. Daarbij train het je aandacht. Mensen die vissen, dit wordt working class meditation genoemd, ervaren iets dergelijks: totale kalmte en ontspaning.

Mijn ervaringen zijn vooralsnog positief. Na allerlei intensieve en tijdrovende meditatieoefeningen voel ik me rustiger en helderder in mijn hoofd. Ik krijg er ook stress van, want waar doe ik het? En hoe plan ik het in de drukke werkweek in? Gelukkig zijn het vaak ademhalingsoefeningen die ik ook stiekem kan doen in de trein, in de pauze van een training of ergens op een toilet.  Mijn werk doe ik daardoor de afgelopen weken bewuster en ik kan me beter concentreren.  Eindelijk snap ik dat veel bedrijven en overheidsinstellingen Mindfulness cursussen en yoga aanbieden. Sterker nog, ik durf net als talloze andere Hollandse kaaskoppen openlijk te zeggen dat ik spiritueel bezig ben.

Klets jezelf gelukkig

“Zo drukke dag vandaag?” De norse caissière kijkt me stomverbaasd aan.  Ik ben dan ook de enige klant in de grote supermarkt, dus het is misschien een wat rare vraag. Dan lacht ze en zegt dat het nu nog meevalt, maar dat de meeste mensen die dag nog moeten komen.  Ik wens haar veel succes en hartelijk nemen we afscheid.

Een onschuldige praatje maken met een onbekende is een heuse geluksmaker. Als gelouterde kletskous doe ik dat al een tijdje, maar nu is het ook wetenschappelijk bewezen. Ap Dijksterhuis, hoogleraar psychologie in Nijmegen is schrijver van ‘Op naar geluk’, een boek vol meer en minder bekende wijsheden en tips voor een gelukkiger leven, waarbij het bijzonder is dat hij die volop staaft met interessante en leuke experimenten.

In een onderzoek reizen bijvoorbeeld drie groepen studenten een stukje in de trein. Een groep moet een praatje maken met een vreemde, de volgende moet genieten van haar rust en de laatste mag doen wat zij wil. Het bleek dat de jongeren die wat sociaal contact hadden achteraf het gelukkigst waren. Toen de onderzoekers andere deelnemers vooraf vroegen hoe ze het liefst zouden reizen, babbelend of in stilte, koos iedereen massaal voor het laatste!  Je hoeft trouwens maar een willekeurige treincoupe binnen te stappen om te zien hoe weinig mensen zin hebben in een praatje. Het scherm regeert.

Waarom besteden we niet meer tijd aan activiteiten waar we gelukkig van worden? is een interessante vraag die het boek opwerpt.  Als we vrij zijn, concludeert een onderzoek, kijken we graag tv, internetten we of doen we niets, maar we blijken statistisch veel gelukkiger te worden van lezen, tuinieren of seks (in die volgorde). Waarom doen we dat dan niet veel meer? Wetenschappers weten dit niet precies. Wel zegt Dijksterhuis dat mensen te weinig realiseren dat actief zijn gelukkiger maakt. “Mensen die ’s avonds terugkijken op hun dag voelen zich gelukkiger naarmate ze zich meer hebben ingespannen.” Iedereen die ’s avonds geen zin heeft om te gaan sporten, maar toch gaat en na afloop voldaan neervlijt op de bank herkent dit.

Veel ruimte besteedt de psycholoog aan zijn specialiteit het bewustzijn. Hij beweert dat we flink gelukkiger kunnen worden als we een kalme gemoedsrust hebben. Maar ga er maar eens aan staan! Onze gedachten kunnen ons flink plagen: Wat vindt mijn baas van mij? Dit project krijg ik nooit af. Wordt het geen tijd voor een andere baan?  enz. enz.

Uit een Amerikaans onderzoek  blijkt dat mensen liever niet al te lang met hun eigen hersenspinsels bezig zijn. Zo moesten deelnemers eens een kwartier in een kale ruimte zitten met de opdracht om zich te vermaken met hun gedachten. De enige afleiding was een apparaat waarmee je jezelf schokken kon geven. Bijna de helft van de mensen (mannen 67%, vrouwen 25%) ging dat doen! Hoezo kalme gemoedsrust?! We hebben hier een wereld te winnen met bijvoorbeeld mindfulness, stelt Dijksterhuis.

In het boek ‘Op naar geluk” wordt het altijd toch wat vage onderwerp geluk, concrete wetenschap en dat vergroot mijn neiging om de tips daadwerkelijk toe te passen. Zo ben ik, naast wildvreemden aanspreken, direct begonnen met het lezen van een boek over tuinieren, handig straks voor de tuin van mijn nieuwe huis. En voor als de verveling toeslaat in de Vinexwijk, neem ik als afscheiding met de buren schrikdraad.

 

Krasse Amsterdammers bieden luisterend oor

“Er bestaat geen medicijn  tegen oud of eenzaam zijn.” zingt Herman van Veen in het prachtige lied Cirkels.  Ik moest er aan denken toen ik het volgende opving:  “Zeg, hoe is het nu met je kat?” De oudere meneer van boven de 90 zucht en antwoordt dat die helaas is ingeslapen. “Ach gut,” zegt zijn 88-jarige (!) collega en ze was toch 19, niet?” Hij knikt maar op de vraag of hij een nieuwe poes wil, schudt hij zijn hoofd:  “Dan moet ik 111 worden om die te blijven verzorgen.  Ha, onmogelijk!”

Ik hoorde dit niet op bezoek ergens in een verzorgingstehuis, maar bij een training die ik gaf aan de vrijwilligersorganisatie Welkom in Amsterdam.  Voor deze organisatie zitten twee gastvrouwen of -heren elke dag klaar in een speciale huiskamer om iedereen die maar wil te verwelkomen.  Daarbij krijgen bezoekers koffie of thee en het allerbelangrijkste een luisterend oor. Het bijzondere van deze organisatie is dat het merendeel van de vrijwilligers (ruim) boven de 70 is.

Ik verwachtte dit werk niet een-twee-drie van ouderen, want de zorg in Nederland zucht en steunt toch juist door hen? Zij leven langer dan ooit, mede door de betere maar kostbare gezondheidszorg die zo onbetaalbaar wordt.  Verschillende regeringen hebben dit met marktwerking proberen op te lossen, alleen lijkt dat niet te werken (de ene na de andere thuiszorgorganisatie valt bijvoorbeeld om). Daarom proberen Rutte en de zijnen het met de participatiesamenleving: verantwoordelijkheid nemen voor jezelf en je omgeving.  Het idee wekt weinig enthousiasme op.

Ben ik met deze senioren getuige van een succesvoorbeeld?  Deze krasse Amsterdammers zijn zeer gemotiveerd voor de training. De basisregels van feedbackregels zijn zeker niet nieuw (“ach jongen je moet eens weten wat voor trainingen en vergaderingen we in de jaren 70 hadden!”), maar ze zuigen de informatie beter op dan bij een willekeurige training elders.

Het oefenen met elkaar aanspreken op iets wat niet bevalt in de samenwerking, doen de ouderen met veel plezier. “Dit heb ik je altijd al eens willen zeggen Loes. Ik zal het nu eens op de correcte manier doen, hè, hè.” Er is veel gelach. Toch is niet alles koek en ei. De een vindt iemand veel te dominant, een ander refereert aan afspraken die niet nageleefd worden, hoewel ze toch waren opgenomen in de notulen.  Het lijkt wel een normaal Nederlands team!

Opvallender vind ik de voordelen van vrijwilligerswerk op hoge leeftijd bij deze organisatie. Mensen werken samen, vragen hoe het met de ander gaat (bij wie doe jij nu je staaroperatie?) en ruziën een beetje over futiliteiten. Ongemerkt dragen deze vrijwilligers zo bij aan elkaars en eigen geluk.

Als jarenlang is bewezen dat vrijwilligerswerk gelukkiger maakt. In een onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam beaamt 75% van de vrijwilligers in de informele zorg dat. Het klinkt simpel: gewoon eens iets doen voor een ander, een aardig woordje, wat betrokkenheid.  Het mooie is dat het mes  aan twee kanten snijdt, omdat je er zelf eens uit bent, nieuwe mensen ontmoet en bovenal een doel hebt.  Vrijwilligerswerk: een mooi medicijn tegen oud en eenzaam zijn.

Mark Rutte ga voor ambassadeurs van de participatiesamenleving naar deze bijzondere huiskamer in Amsterdam. Je bent er vast van harte welkom!

Succes en de druk van je ouders

“Van deze verhalen word ik echt gelukkig!” zegt een glunderende Jochem Myjer in het programma Verborgen Verleden. Verschillende historici lepelen in prachtige archieven mooie feiten op over zijn voorvaderen. Zo stamt hij niet alleen af van een paar Duitse vagebonden, maar ook van een Friese politicus die een enorm incestschandaal veroorzaakte in de 17e eeuw. Als klap op de vuurpijl blijkt hij familie te zijn van een broer van Willem van Oranje en een Byzantijnse prinses. Fascinerend!

Het criminele verleden van zijn Friese voorvader brengt de cabaretier niet van de wijs. Natuurlijk is hij daar niet verantwoordelijk voor en dat de sympathieke spraakwaterval DNA deelt met Willem de Zwijger is een leuk detail.

Zijn zoektocht is een uitzondering. Hoewel in sommige culturen de verering van verre voorouders een religie is, hebben wij er in het Westen maar weinig mee. Wie weet nou wat zijn betovergrootvader ongeveer deed? Het is te abstract en ver weg.

Vroeger was dat anders. Toevallig las ik de afgelopen weken de grote Duitse roman de Buddenbrooks van de schrijver Thomas Mann. Het verhaal bestrijkt vier generaties van het rijke koopmansgeslacht Buddenbrook in de Hanzestad Lübeck in de 19e eeuw.  Bij deze familie is het verleden van het allergrootste belang en in een deftig schrift schrijft generatie op generatie alle belangrijke familiegebeurtenissen nauwkeurig op. Mann kleurt die verhalen weergaloos in.

Centraal staat de derde generatie met zus Antonie en broer Thomas. We volgen hun hele leven dat eigenlijk al vastligt. Zij moet trouwen, hij moet de zaak overnemen.  De narigheid begint met Antonie die van haar ouders een vervelende man krijgt opgedrongen die wel een goede partij zou zijn voor het handelshuis Buddenbrook. Ze wil niet. Maar dan zegt haar vader: “Wij zijn niet voor datgene geboren wat wij met bijziende ogen voor ons eigen, kleine persoonlijke geluk aanzien, want wij zijn geen losse, onafhankelijke en op zichzelf bestaande enkelingen, maar als schakels in een keten, en wij zouden niet denkbaar zijn zonder de opeenvolging van degenen die ons voorgingen en ons de weg wezen.” Kortom: trouwen zal je, voor de zaak, de eer en de toekomst van de familie. Het loopt niet goed af.

De charmante broer Thomas vergaat het eerst beter. Als opvolger van zijn vader viert hij vele successen. Maar de familie staat voorop: “zijn familiezin deze overgeërfde en door zijn opvoeding in hem ontwikkeld, zowel achterwaarts als voorwaarts gerichte van piëteit vervulde belangstelling voor de intieme geschiedenis van zijn geslacht.”

Maar het succes en de beklemming van het familieverleden maakt hem ook zenuwachtig en Thomas krijgt een 19e eeuwse versie van een midlifecrisis plus burnout.  Als zijn enige zoon dan een fysieke en zakelijke zwakkeling blijkt te zijn –hoe moet dat nou later met het bedrijf?-, stort hij volledig in.

Druk van ouders (zeker die met een familiebedrijf) over wat je moet doen of zijn, kan tegenwoordig  herkenbaar zijn, maar ik heb het idee dat de meesten van ons meer gericht zijn op dat “kleine persoonlijke geluk” dan op de “intieme geschiedenis van hun geslacht.” Iedereen bepaalt zelf wel wie hij is en wat hij gaat doen en steeds meer familiebedrijven sterven uit. Toch is het leuk om je net als Myjer te realiseren dat je een schakeltje van de keten bent met veel verre voorouders.

Al is het alleen maar voor de verhalen.

Klets jezelf gelukkig

“Zo drukke dag vandaag?” De norse caissière kijkt me stomverbaasd aan.  Ik ben dan ook de enige klant in de grote supermarkt, dus het is misschien een wat rare vraag. Dan lacht ze en zegt dat het nu nog meevalt, maar dat de meeste mensen die dag nog moeten komen.  Ik wens haar veel succes en hartelijk nemen we afscheid.

Een onschuldige praatje maken met een onbekende is een heuse geluksmaker. Als gelouterde kletskous doe ik dat al een tijdje, maar nu is het ook wetenschappelijk bewezen. Ap Dijksterhuis, hoogleraar psychologie in Nijmegen is schrijver van ‘Op naar geluk’, een boek vol meer en minder bekende wijsheden en tips voor een gelukkiger leven, waarbij het bijzonder is dat hij die volop staaft met interessante en leuke experimenten.

In een onderzoek reizen bijvoorbeeld drie groepen studenten een stukje in de trein. Een groep moet een praatje maken met een vreemde, de volgende moet genieten van haar rust en de laatste mag doen wat zij wil. Het bleek dat de jongeren die wat sociaal contact hadden achteraf het gelukkigst waren. Toen de onderzoekers andere deelnemers vooraf vroegen hoe ze het liefst zouden reizen, babbelend of in stilte, koos iedereen massaal voor het laatste!  Je hoeft trouwens maar een willekeurige treincoupe binnen te stappen om te zien hoe weinig mensen zin hebben in een praatje. Het scherm regeert.

Waarom besteden we niet meer tijd aan activiteiten waar we gelukkig van worden? is een interessante vraag die het boek opwerpt.  Als we vrij zijn, concludeert een onderzoek, kijken we graag tv, internetten we of doen we niets, maar we blijken statistisch veel gelukkiger te worden van lezen, tuinieren of seks (in die volgorde). Waarom doen we dat dan niet veel meer? Wetenschappers weten dit niet precies. Wel zegt Dijksterhuis dat mensen te weinig realiseren dat actief zijn gelukkiger maakt. “Mensen die ’s avonds terugkijken op hun dag voelen zich gelukkiger naarmate ze zich meer hebben ingespannen.” Iedereen die ’s avonds geen zin heeft om te gaan sporten, maar toch gaat en na afloop voldaan neervlijt op de bank herkent dit.

Veel ruimte besteedt de psycholoog aan zijn specialiteit het bewustzijn. Hij beweert dat we flink gelukkiger kunnen worden als we een kalme gemoedsrust hebben. Maar ga er maar eens aan staan! Onze gedachten kunnen ons flink plagen: Wat vindt mijn baas van mij? Dit project krijg ik nooit af. Wordt het geen tijd voor een andere baan?  enz. enz.

Uit een Amerikaans onderzoek  blijkt dat mensen liever niet al te lang met hun eigen hersenspinsels bezig zijn. Zo moesten deelnemers eens een kwartier in een kale ruimte zitten met de opdracht om zich te vermaken met hun gedachten. De enige afleiding was een apparaat waarmee je jezelf schokken kon geven. Bijna de helft van de mensen (mannen 67%, vrouwen 25%) ging dat doen! Hoezo kalme gemoedsrust?! We hebben hier een wereld te winnen met bijvoorbeeld mindfulness, stelt Dijksterhuis.

In het boek ‘Op naar geluk” wordt het altijd toch wat vage onderwerp geluk, concrete wetenschap en dat vergroot mijn neiging om de tips daadwerkelijk toe te passen. Zo ben ik, naast wildvreemden aanspreken, direct begonnen met het lezen van een boek over tuinieren, handig straks voor de tuin van mijn nieuwe huis. En voor als de verveling toeslaat in de Vinexwijk, neem ik als afscheiding met de buren schrikdraad.

In Ghana kennen ze geen woord voor depressie

“Een begrafenis duurt bij ons drie dagen! De hele gemeenschap komt, eet, rouwt, danst en betaalt mee. Ook blijft iedereen slapen, zodat de naasten van de overledene nooit alleen zijn.”  Het voorkomen dat iemand eenzaam is, komt veelvuldig terug in de pas uitgekomen documentaire Sunny Side of Spirit waarin Sunny Bergman naar Ghana afreist. Ze onderzoekt daar het fenomeen geluk en de verschillen ervan met het Westen. Met verrassende resultaten.

Zo ontdekt de documentairemaakster dat de Ghanezen het woord depressie niet kennen! Ze vertalen het eerder als een soort moeheid. Een vrouw die is gescheiden van haar man, beweert dat ze daar maar twee weken verdriet over heeft gehad. Ze woont weer bij haar familie die haar helpt. Natuurlijk mag je even ontdaan zijn, zegt ze, maar you have to move on! Volgens haar heb je in Ghana sowieso weinig tijd om lang stil te staan bij het leven. Je moet het nemen zoals het komt, want er is geen staat die je opvangt met uitkeringen of geestelijke bijstand als het minder gaat.

Ghanezen leunen daarom veel meer op hun familie. Sunny mag logeren bij haar Amsterdamse vriendin Ama, die een Ghanese moeder heeft. Ze woont onder andere samen met haar dochtertje, moeder en nichtje. Haar moeder heeft een dagtaak aan het bezoeken van familieleden die ziek en/of oud zijn zoals Ama’s oma. Deze zegt dat je er zelfs op aangekeken wordt, als je de bejaarde familie verwaarloost. Nalatig ben je dan. Slik, hoe zit dat bij ons ook alweer? Mijn gedachtes dwalen af naar de bejaardenhuizen waar ik mijn wijlen oma’s tweemaal per jaar bezocht.

De Afrikaanse Ubuntu filosofie verklaart de manier van leven op het continent. Nelson Mandela paste het op grote schaal toe, toen hij na de Apartheid de blanke onderdrukkers vergaf en vredig met hen samen wilde leven. Ubuntu is de filosofie van het wij. Van de emeritus hoogleraar filosofie Heinz Kimmerle, die gespecialiseerd was in Afrikaans denken, leerde ik dat dit inhoudt dat ieder individu wordt gewaardeerd als een persoon in een gemeenschap.  Iedereen hoort erbij en je zorgt voor elkaar. De grote verschillen die bestaan tussen mensen moet je nieuwsgierig ontdekken en dan leren waarderen.

Een ware kunst lijkt me dat! Een beetje meer van dit Ubuntu uitgangspunt mag van mij zeker in onze geïndividualiseerde samenleving naar boven komen. Ook op het werk. Om te beginnen denk ik aan een herwaardering van de ‘lief en leed pot’ (hoeveel organisaties hebben nog zoiets?) en enthousiastere opkomsten op bijeenkomsten van de personeelsvereniging.  Zo kunnen collega’s elkaar beter leren kennen en steunen.  Naar een oudhollands lied: “we benne op de wereld om mekaar om mekaar om mekaar om mekaar te helpen, nietwaar?”

Volgens Sunny Bergman is de Afrikaanse samenhorigheid van familie en de rest van de gemeenschap een grote geluksfactor in Ghana. Je staat er zelden alleen voor. Vergelijk dat eens met een stad als Amsterdam waar 40% van de mensen zich matig tot ernstig eenzaam voelt.

Sunny’s Bergman documentaire is een fraaie illustratie van het begrip Ubuntu. Heinz Kimmerle stierf vorige week onverwachts. Ik vond hem een indrukwekkende man, die door zijn boeken, net als Sunny,  wat van het Afrikaanse denken naar Nederland te bracht. Ik hoop dat zijn naasten flink hebben gedanst bij zijn uitvaart.

Laat je niet verrassen

‘Je bent niet goed bij je kokosnoot! Dit bedrijf gaat door al jouw veranderingen helemaal naar de gallemieze! Ik zei het hem gewoon, maar de directeur, of CEO moet ik zeggen, perste zijn lippen op elkaar en wilde niet meer met me praten.’ Dit verhaal van een ras-Amsterdammer in een training deed mij opeens aan de rivier van Heraclitus denken.

De man was lid van de ondernemingsraad van een internationale organisatie met een kantoor in onze hoofdstad. Hij legde mij uit dat de Amerikaanse eigenaar hen helemaal sufgereorganiseerde. Het was reorg na reorg, dit jaar maar liefst drie grote op rij. Nu na weer een fraai staaltje van spreadsheet management (in Polen 16 erbij, in Nederland 20 werknemers eraf) was de ondernemingsraad murw gebeukt. De man leed zichtbaar en zei ‘Ik wil gewoon geen verandering meer.’ Of ik advies voor hem had.

cartoon reorganisatie 2

Na mijn verzoek om meer informatie trok de hele voorgeschiedenis van de organisatie  voorbij. Het was een opeenstapeling van vernieuwingen. Het oorspronkelijke Hollandse bedrijf had in de afgelopen jaren 4 namen gehad en 7 directeuren tot het een tijdje geleden  was overgenomen door een Amerikaans bedrijf. “Hoe is dit nog te verhapstukken meneer?”

Veranderingen zijn van alle tijden. In de oudheid dachten filosofen nog dat alles op deze wereld onveranderbaar was en uit een ding bestond. Voor de een was dat water, voor een ander vuur. Later dacht de denker Empedocles een compromis uit en beweerde dat het hele universum samengesteld was uit 4 elementen: aarde, lucht, vuur en water. Tot ver na Christus geloofden wij mensen dat deze bouwstenen de basis waren voor ons leven door constant in elkaar over te gaan. Van aarde naar water naar lucht naar vuur enz. enz.

In zo’n wereld moest je volgens Heraclitus, een beroemde filosoof uit een ver Grieks verleden, rekening houden met eeuwige verandering.  Zijn befaamde metafoor is dat je niet twee keer in dezelfde rivier kunt stappen, omdat er telkens nieuw water op je af komt. Een bekende afgeleide spreuk hiervoor is: Panta Rhei, alles stroomt.

Hoewel veranderingen misschien een gegeven zijn, houden mensen niet van ze. In moeilijke tijden zoals economische crises, vluchtelingenkwesties of reorganisaties klampen ze zich vast aan iets wat blijvend is: een religie (met een immer aanwezige god) een land (grenzen dicht!) of een baan (zekerheid tot je 67e). Maar Heraclitus leert ons dat niets permanent is behalve veranderingen: bedrijven gaan failliet, lange relaties sneuvelen, mensen gaan dood, maar ook optimistischer: startups floreren, mensen raken verliefd en maken nieuwe baby’tjes.

De grote tip van Heraclitus voor het nieuw jaar is nu: houd rekening met veranderingen! Weet dat ze komen en laat je niet verassen. Maakt je vriendin het uit? Tsja alles stroomt. Is er weer een reorganisatie? Tsja, geen enkele rivier is nu eenmaal hetzelfde.
Belangrijke universele gelukregel is alleen dat je niet alles lijdzaam hoeft te ondergaan. Net als de Amsterdammer vind ik drie forse reorganisaties in een jaar teveel. Dat is een wel erg onstuimige rivier. Kijk in 2016 welke veranderingen je met gejuich kunt ontvangen, waar je tegen in moet gaan en welke je gelaten over je heen moet laten komen. Nu was het tijd voor deze ondernemingsraad om in het verweer te komen tegen deze Amerikaanse hervormingszucht. Dat voelde ik aan mijn water. We zijn toch niet belatafeld?

Onderga het leed, onverstoorbaar

“Op het plein hiervoor rijdt een jongen met een masker voor zijn gezicht rondjes op een scooter! Ik ben zo bang!” Het meisje rent geschrokken het lokaal binnen.  Vlak na de aanslagen in Parijs geef ik een training op de Universiteit van Amsterdam op een locatie in het centrum. Een siddering gaat door de ruimte: uitgerekend dit gebouw zal toch niet het volgende doelwit van terroristen zijn?

Onrustig loop ik de gang op om te kijken of de kust veilig is. Klaar om radeloos te raken,  want blijf maar eens onverstoorbaar op zo’n moment.  Toch is dat precies wat Arnon Grünberg ons aanraadt bij alle commotie van de afgelopen weken.

“Als 9/11 ons iets heeft geleerd is het dat paniek en hysterie vijanden zijn van de vrijheid. Stoïcisme en nuchterheid zijn vrienden van de vrijheid,” schreef de schrijver in zijn column in de Volkskrant na de aanslagen in Parijs. Als groot liefhebber van filosofie uit de oudheid spreekt het me aan wat hij schrijft, maar hoe doe je dat precies stoïcijns blijven?

Het stoïcisme is een denkrichting uit de Oudheid. Een van de belangrijke principes is dat  alles wat je in het leven overkomt vastligt. Je kunt er dus niets aan veranderen. Het enige waar je zelf invloed op hebt, is jouw reactie op wat er gebeurt.  Richt je dan ook alleen daarop zeggen de stoïcijnen.

Een van de beroemdste van hen, Epictetus, zei:  “Verwacht niet dat alles gebeurt zoals jij het wilt, maar besluit te willen wat je overkomt en je zult gelukkig zijn.” Oftewel aanvaard je lot. Ik vind dit wel een filosofische oefening voor gevorderden. Ga er maar aan staan als mens in de 21-ste eeuw die gelooft dat alles maakbaar is. “Tsja, weet je ik ben ontslagen, maar geloof me, het is wel wat ik wil. Hoewel ik geen rekening meer kan betalen en naar een kleiner huis moet , is dit het beste wat me kan overkomen.”  Toch verlangen stoïcijnen een dergelijk antwoord van zichzelf. Voor hun is dit een berustend uitgangspunt  om een nieuwe baan te gaan zoeken.

Voor de mensen die omgekomen zijn bij een terroristische aanslag is deze gedachte nutteloos. Ze kunnen er niet meer op reflecteren, want ze zijn er niet meer. Stoïcijnen vinden dan troost in de gedachte dat het blijkbaar zo heeft moeten zijn en dat de dood niet erg is. Die hoort bij het leven en de wereld.  Voor hun familieleden, partners en de gewonden lijkt de stelling van Epictetus mij een onmogelijke opgave. Maar de filosoof zegt zelf: “Nooit mag je bij enig verlies zeggen: ik ben het kwijt, maar ik heb het teruggegeven.” Hij gelooft dat alles maar tijdelijk is. “Dat weet je toch?”  Zegt hij er  plagerig achteraan. “Kijk dan niet gek op als je een dierbare verliest.”

Een ander belangrijk principe van de stoïcijnen is om ten alle tijden je kalmte bewaren.  Je moet nooit je gemoedsrust laten verstoren. Het is zelfs beter om in alle vredigheid van de honger te sterven dan een luxueus rusteloos leven te leven. Natuurlijk heb je als mens emoties, maar laat die nooit de overhand nemen in  je reactie op de gebeurtenissen.  Overwin je angsten en paniek en laat je leiden door je verstand.  Ik wens het de Fransen in hun reactie op de aanslagen toe.