Keep calm and carry on, staat er boven het trapgat van ons huis. De poster is een verjaardagscadeau van mijn vriendin om mij er in drukke tijden aan te herinneren dat alleen kalmte je kan redden. En misschien wel gelukkig kan houden. De praktijk:
Het is vroeg in de ochtend. Ik storm de badkamer uit en wil naar de woonkamer een verdieping lager. Haastig doe ik de knoopjes van mijn blouse dicht, terwijl ik naar beneden ren. Allerlei gedachten razen door mijn hoofd. Ik moet die middag een moeilijke training geven aan 20 nauwkeurige intelligente ingenieurs en ’s avonds mag ik 5 filosofen interviewen in een Amsterdams theater. Leuk natuurlijk, maar bij beide menssoorten is een goede voorbereiding absoluut vereist, want anders trekken ze je vliegensvlug mee in hun voor mij abstracte wereldbeelden. Dus dochtertje naar de crèche en voorbereiden die dag!
Nee. Ik sla twee treden over en kom met mijn voet op twee A4-tjes van de Belastingdienst terecht. Ik glijd uit en beland met mijn ellenboog in de ruit naar buiten. Die breekt. Ik schrik me kapot, want ik blijk aan twee kanten vast te zitten in het glas en ik krijg de arm er niet uit. Koelbloedig kan ik maar een ding bedenken om te doen, keihard gillen.
Daar komt mijn vriendin aanrennen. In paniek breekt ze met haar hand de rest van het glas om me los te maken. Ze snijdt haar eigen vinger open en begint als een gek te bloeden. Mijn dochtertje van anderhalf komt erbij en zegt het enige woordje wat ze kent, twee keer: “oh, oh.”
Keep calm and carry on. De Britse regering liet deze slogan op prachtige posters drukken tijdens de Tweede Wereldoorlog om haar burgers een hart onder de riem te steken. Het beroemde motto beleeft nu een revival. Als je er op let, zie je het overal. Maar de Britten hebben de aanmoediging toen nooit gezien! Succesvolle critici zagen die als te duur en neerbuigend. De overheid hing de 2,5 miljoen affiches uiteindelijk niet op.
Absoluut niet kalm gaan we als gezin naar de huisarts om de hoek. Zij blijkt met verlof, maar een waarnemend arts is paraat. Ze kijkt naar mijn vriendin’s vinger en zegt: “Oef, dat is te moeilijk voor mij.” Ze bekijkt mijn bloedende vleeswonden, constateert dat die niet levensbedreigend zijn en zegt: “Jij bent hier toch niet ingeschreven? Dan kan ik niets voor je doen.”
Wij naar de Eerste Hulp. Daar lacht de verpleegkundige om de wond van mijn vriendin. Ze verbindt het in een oogwenk en zegt dat we daarvoor niets hoeven te betalen. Ik moet gehecht worden. We worden verwelkomd door een rustige grapjestappende arts en een nerveuze co-assistent. De dokter stelt me gerust. Er zijn geen pezen doorgeknipt. “Een gelukje,” zegt hij vrolijk. Daarna hecht hij de eerste wond. “Mag de assistent de tweede wond doen?” Ik kijk naar de zenuwachtige en rood aanlopende jongen. “Ok,” zeg ik. Hij bibbert en prikt twee keer mis. Z’n begeleider zegt: “Doe nou maar gewoon kalm en ga door.” Hoewel mijn voorbereiding voor die dag naar de maan is, fleur ik wat op. Ik denk aan ons trapgat. Keep calm and carry on. Houd ik er naast twee littekens, een gebroken ruit en een behoorlijke schrik in de benen, er in elk geval een column aan over.