Onderga het leed, onverstoorbaar

“Op het plein hiervoor rijdt een jongen met een masker voor zijn gezicht rondjes op een scooter! Ik ben zo bang!” Het meisje rent geschrokken het lokaal binnen.  Vlak na de aanslagen in Parijs geef ik een training op de Universiteit van Amsterdam op een locatie in het centrum. Een siddering gaat door de ruimte: uitgerekend dit gebouw zal toch niet het volgende doelwit van terroristen zijn?

Onrustig loop ik de gang op om te kijken of de kust veilig is. Klaar om radeloos te raken,  want blijf maar eens onverstoorbaar op zo’n moment.  Toch is dat precies wat Arnon Grünberg ons aanraadt bij alle commotie van de afgelopen weken.

“Als 9/11 ons iets heeft geleerd is het dat paniek en hysterie vijanden zijn van de vrijheid. Stoïcisme en nuchterheid zijn vrienden van de vrijheid,” schreef de schrijver in zijn column in de Volkskrant na de aanslagen in Parijs. Als groot liefhebber van filosofie uit de oudheid spreekt het me aan wat hij schrijft, maar hoe doe je dat precies stoïcijns blijven?

Het stoïcisme is een denkrichting uit de Oudheid. Een van de belangrijke principes is dat  alles wat je in het leven overkomt vastligt. Je kunt er dus niets aan veranderen. Het enige waar je zelf invloed op hebt, is jouw reactie op wat er gebeurt.  Richt je dan ook alleen daarop zeggen de stoïcijnen.

Een van de beroemdste van hen, Epictetus, zei:  “Verwacht niet dat alles gebeurt zoals jij het wilt, maar besluit te willen wat je overkomt en je zult gelukkig zijn.” Oftewel aanvaard je lot. Ik vind dit wel een filosofische oefening voor gevorderden. Ga er maar aan staan als mens in de 21-ste eeuw die gelooft dat alles maakbaar is. “Tsja, weet je ik ben ontslagen, maar geloof me, het is wel wat ik wil. Hoewel ik geen rekening meer kan betalen en naar een kleiner huis moet , is dit het beste wat me kan overkomen.”  Toch verlangen stoïcijnen een dergelijk antwoord van zichzelf. Voor hun is dit een berustend uitgangspunt  om een nieuwe baan te gaan zoeken.

Voor de mensen die omgekomen zijn bij een terroristische aanslag is deze gedachte nutteloos. Ze kunnen er niet meer op reflecteren, want ze zijn er niet meer. Stoïcijnen vinden dan troost in de gedachte dat het blijkbaar zo heeft moeten zijn en dat de dood niet erg is. Die hoort bij het leven en de wereld.  Voor hun familieleden, partners en de gewonden lijkt de stelling van Epictetus mij een onmogelijke opgave. Maar de filosoof zegt zelf: “Nooit mag je bij enig verlies zeggen: ik ben het kwijt, maar ik heb het teruggegeven.” Hij gelooft dat alles maar tijdelijk is. “Dat weet je toch?”  Zegt hij er  plagerig achteraan. “Kijk dan niet gek op als je een dierbare verliest.”

Een ander belangrijk principe van de stoïcijnen is om ten alle tijden je kalmte bewaren.  Je moet nooit je gemoedsrust laten verstoren. Het is zelfs beter om in alle vredigheid van de honger te sterven dan een luxueus rusteloos leven te leven. Natuurlijk heb je als mens emoties, maar laat die nooit de overhand nemen in  je reactie op de gebeurtenissen.  Overwin je angsten en paniek en laat je leiden door je verstand.  Ik wens het de Fransen in hun reactie op de aanslagen toe.

 

400 jaar oude zelfhulptips

Balthasar Gracián was de Ben Tiggelaar van het Spanje van de 17e eeuw. Leermeester van tal van hooggeplaatste personen en schrijver van tijdloze boeken over hoe je succesvol en gelukkig kon zijn in het leven.  Alleen MBA’s in één dag deed deze geestelijke niet.

Centraal in zijn filosofie stond het intellect (‘vernuft’) en belangrijker: hoeveel iemand daar uithaalt (‘aard’). Een persoon kan nog zo slim zijn, maar als hij daar niet behendig mee omgaat, komt hij niet ver in de maatschappij.  Andersom hebben veel mensen misschien niet zo’n hoog IQ , maar zijn zij wel behoorlijk streetwise en daardoor succesvol . “Handige mannetjes,” noemt mijn moeder die.

In het boek ‘de Levenskunstenaar’ stelt Gracián dat de mens naar vermogen kan presteren als zijn aard en vernuft goed op elkaar aansluiten. Jezelf kennen en beheersen is hierbij van groot belang. Volgens de Spanjaard hebben teveel mensen een blinde vlek als het gaat om hun eigen doen en laten. In het boek geeft hij 24 punten waarmee je meer uit jezelf kunt halen.  Ik heb helaas maar plaats voor drie.

  1. Wees een man van alle uren. Volgens Gracián zijn teveel mensen stokpaardberijders die “je verpletteren onder de steen van hun eeuwige thema’s.” Je kent waarschijnlijk wel mensen met wie je altijd hetzelfde gesprek voert (of ligt dit aan jou?). Geen vijf minuten kun je met ze praten of ze hebben het weer over hun vervelende baas, hun specialisme of erger nog zichzelf. Hoe onaantrekkelijk is dat? De levenskunstenaar wisselt gracieus van gespreksonderwerp en praat even makkelijk mee over de vluchtelingencrisis, een naderend beoordelingsgesprek of je mislukkingen op Tinder. Dit is een persoon die alle uren het juiste gespreksonderwerp paraat heeft.
  1. Maak de juiste keuze. Ontzettend belangrijk in onze (consumptie)maatschappij en mijn eeuwige frustratie. Hoe kies je uit al die ontelbare opties het juiste? Gracián windt er geen doekjes om: “Volmaaktheid impliceert kiezen”, zeker als je van plan bent om het leven naar je hand te zetten. Kijk, als er geen mogelijkheden zijn, is het makkelijk. Dan moet je   blindelings accepteren wat kan, maar als je niet in staat bent om  “trefzeker te kiezen moet je het zoeken in de raad of voorbeeld van anderen, want om te slagen moet men zelf weten of anders luisteren naar degenen die weten.”  Voor materiele zaken ben ik daarom lid van de Consumentenbond, voor life issues ga ik te rade bij mijn vrienden van alle uren (zie 1).
  1. Zorg voor een goede nasmaak. “Een wijze vrouw laat de dingen los, voordat zij haar loslaten.”  Na een mooi begin blijven veel mensen te lang  vasthouden aan die ene klant, partner of baan. Eigenlijk weet je wel dat het een aflopende zaak is, maar toch houd je vol totdat zij jou op een dag aan de kant zetten. De tip van Gracián (let op Danny Blind!) is om in alle gevallen je eigen afscheid zo goed en eerlijk mogelijk te orkestreren, zodat de smaak in je mond niet zo bitter is.

En Gracián zelf?  Hij had een glorieuze carrière aan het Spaanse hof, dat een wespennest was, en zijn boeken worden nog steeds gelezen.  Maar zijn einde was tragisch. Een publicatie viel in verkeerde aarde, hij werd gestraft,  verzwakte en stierf niet veel later. Een nare nasmaak voor deze boeiende managementgoeroe avant la lettre.

7 manieren om jouw werkgeluk te vergroten

Ben jij die persoon die ten onder gaat aan stress en lange werkdagen terwijl je ondertussen alleen bent gericht op carrière, hypotheek en loonsverhoging? In het boek How much is enough? stellen de Britse vader en zoon Skidelsky de volgende diagnose voor de Westerse mens: we gaan collectief gebukt onder een grenzeloze zucht naar geld.

De gerenommeerde professoren economie en filosofie vinden het wel genoeg en bedachten zeven alternatieve basisvoorwaarden die elk mens nodig heeft voor meer geluk op het werk. Op veel van deze punten valt inderdaad nog een wereld te winnen.

  1. Nederland is ziek zei premier Lubbers in 1990 toen het aantal arbeidsongeschikten de miljoen naderde. Hervormingen volgden. In 2015 staat de teller op 800.000. Nog steeds geen gering aantal. De hamvraag voor elke werknemer is: voel jij je gezonder door jouw werk? Nee? Dan is het de hoogste tijd voor een verandering, voordat ook jij op de deur van de arboarts moet kloppen…
  1. Dit beeld houd ik aan het terugkerende thema in mijn trainingen over: de bureaustoel van de Nederlander zit lekker, het beeldscherm is perfect afgesteld, de soep in de kantine is te doen, maar een onweersbui doemt op aan het einde van de kantoorgang. Als het die vervelende manager niet is, dan wel die hoge werkdruk of erger die naderende reorganisatie met baanverlies. Kent Hollandse werktijd nog wel gezelligheid?
  1. “Ik word niet serieus genomen,’ is geen zinnetje dat alleen draaideurcriminelen of voetballers op de reservebank zeggen. Hoeveel conflicten in organisaties zijn niet begonnen door mensen die zich verwaarloosd voelen? Vroege symptomen zijn klachten over beoordelingsgesprekken en karige kerstpakketten. Slimme managers smijten daarom met waardering!
  1. Elk bedrijf in Nederland claimt dat je jezelf mag zijn. Toch klagen mensen dat managers hen stiekem regeren door regels, competentieprofielen en trainingen (sorry). En anders zorgen collega’s wel dat je binnen de norm blijft. Authenticiteit is daarom het ultieme bullshitbingowoord, want wie draagt er nu geen masker op kantoor?
  1. Harmonie met de natuur. Ha, de natuur staat al eeuwen bekend als een grote geluksfactor, maar tenzij je boswachter of boer bent, moet de gemiddelde Nederlander het doen met de glinsterende condensdruppel op de kunstvaren of die fijne lunchwandeling langs een industrieterrein. Stop eens met lezen, haal diep adem, hoeveel natuur ruik je?
  1. Veel geliefden vinden elkaar op het werk, maar wat dacht je van vrienden? Je ziet collega’s meer dan je beste maten en door al die uren samen ken je ze door en door. Neem je werk niet mee naar huis is een oude wijsheid, maar kijk niet vreemd op als je het weekend ook met vrolega’s doorbrengt of anders in eenzaamheid uitkijkt naar maandagochtend negen uur bij de koffieautomaat.
  1. Vrije tijd. De beroemde econoom Keynes voorspelde begin twintigste eeuw dat we door de technologisering in de 21e eeuw nog maar 4 uur per dag zouden hoeven werken. De rest van de dag zouden we kunnen gebruiken voor zelfontplooiing. Maar wat is er gebeurd? We zijn alleen maar langer gaan werken! En daarnaast zijn we veel tijd kwijt aan transport, tv en tablet. Zeg eens eerlijk, wanneer voelde jij je voor het laatst echt vrij?

Dit waren 7 punten waarmee jij jouw geluk op het werk volgens de Skidelsky’s kan laten groeien. Over hoeveel ben jij tevreden? Is er nog werk aan de winkel?

Waar het écht om draait in het leven

Wachten, wachten, wachten, afspraken maken onder voorbehoud, vrienden die niet meer bellen, maar wel hun telefoon direct opnemen alsof ze een wanhopige eindredacteur zijn die nog geen voorpaginanieuws heeft voor de volgende dag, ja zo is mijn leven op dit moment.

Het zijn onzekere tijden als je vriendin ver over de uitgerekende datum heen is. Gelukkig is er een compleet verloskundigengilde die je met termen als 41-5, vliezenbreker of dreigende serotiniteit deskundigheid inboezemen. Maar als je pech hebt verwijzen ze je even later naar de zoetsappige zwangerschapsboeken van Beatrijs Smulders die volstaan met gouden tips als ‘vrijen of een beetje wonderolie wil ook weleens helpen om de lawine van de bevalling een laatste zetje te geven.” Helpt niet.

Zelf grijp ik liever naar Anna Karenina. Lev Tolstoj’s boek is wereldberoemd door de vermaarde openingszin: ‘Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze’, en (spoileralert!) door het lot van het titelpersonage: mooie vrouw gaat vreemd, verlaat man en kind, en gooit zich uiteindelijk zielsongelukkig voor een trein. Minder bekend is de verhaallijn van de sympathieke Lewin, het romanfiguur dat Tolstoj naar verluid op zichzelf baseerde. Hij twijfelt over alles en is naarstig op zoek naar antwoorden op de vraag hoe hij moet leven. Het maakt het boek tijdloos. Lewin overkomen dingen, die wij allemaal anderhalve eeuw later nog steeds meemaken, zoals het lopen van blauwtjes, een familielid dat sterft, een huwelijk en jawel een zwangerschap.

Altijd als ik me op onbekend terrein begeef, vraag ik me af hoe Lewin daar mee omging en over mijmerde. Nu heb ik hem nodig, want de baby is 12 dagen overtijd en dat heb ik nog nooit meegemaakt. Maar dat is niets vergeleken bij wat die arme Lewin moet meemaken.  Zijn vrouw Kitty is zwanger en twee maanden over tijd. 11 maanden in verwachting zijn, dat kon blijkbaar nog in het Rusland van de 19e eeuw! Lewin wordt behoorlijk ongeduldig en ongerust. Alles zal toch wel goed zijn? Hij zoekt zijn heil in politieke bijeenkomsten, afspraken en drank (dat laatste is een idee!).

Dan breken eindelijk de vliezen en begint Lewin’s hel pas echt. “Al die gewone levensvoorwaarden, zonder welke men zich niet denken kan, bestonden niet langer voor hem. Hij had ieder begrip van tijd verloren.‘ Hij denkt (hij mag er niet bij zijn) alleen maar aan zijn lijdende vrouw terwijl hij af en toe gestoord wordt door de geroutineerde dokter die in zijn pauzes alleen maar wauwelt over onbenulligheden.

Als Lewin alleen is dwalen zijn gedachten af naar het sterfbed van zijn broer en constateert hij dat de dood van zijn broer op een lijn staat met de aanstaande geboorte van zijn kind. ‘Maar dat was smart en dit was vreugde. Ze vormden als het ware een opening in het gewone leven, waardoorheen iets hogers zichtbaar werd.’

Zulke gedachten van Lewin zocht ik. Ik sta al weken bevroren in een ongeduldige pauzestand, maar wel voor ‘iets hogers’, een glimp van waar het om draait hier op aarde: het begin van een leven. Hopelijk land ik daarna net als Lewin weer snel in de oude vertrouwde wereld, die dan ‘straalt in een nieuwe glans van geluk.’

Duelleer eens met een asobak

Hup op de fiets! Ik zet stevig af en snel vlak voor een iets te hard rijdende automobilist langs. Iets later geef ik wel voorrang aan een auto van rechts (dat is toch de regel?) en begin weer te trappen. Even verderop staat een auto dubbel geparkeerd. Wat een eikel! Drie auto’s staan er ongeduldig achter te wachten. Getoeter! Ik wurm me er woedend langs, terwijl ik een zijspiegeltje schamp. Au.

Welkom in de Javastraat in Amsterdam waar ik alweer een tijdje woon. Hij is niet weg te slaan uit de landelijke media om zijn wonderlijke transformatie: was het 10 jaar geleden nog een getto met veel criminaliteit, nu is het een hotspot in de stad. De bladen schrijven dingen als: ga in deze sprankelende straat Irakees of chique Hollands eten, drink koffie met jonge hipsters in Berlijnachtige cafeetjes, koop goedkoop fruit bij de ontelbare Turkse groentemannen, terwijl je je ondertussen vergaapt aan de prachtige Amsterdamse architectuur.

Wat de journalisten er niet bij vertellen is dat de straat ook een verkeersjungle is. Ze zouden je beter kunnen waarschuwen voor een onvervalste verkeerservaring: duelleer eens op je huurfiets met snelle Amsterdamse asobakken, ontwijk scooters die op je afstormen alsof je een gewelddadig computerspel speelt, en heb vluchtig fysiek contact met talloze onoplettende voetgangers.

Om me geestelijk te wapenen tegen deze fietsbelevenissen, mijn adrenalineniveau stijgt keer op keer, sla ik het wereldberoemde Zakboekje van Epictetus, met wenken voor een evenwichtig leven, er op na. De beroemde stoïcijn leefde in de eerste eeuw na Christus toen het in Rome voller dan vol was. Er waren veel meer mensen dan de kleine straten aankonden met grote consequenties. Hij schreef het volgende:

“Als je bijvoorbeeld naar de thermen gaat, bedenk dan van te voren wat er allemaal kan gebeuren: je kunt een oplawaai krijgen, scheldwoorden zijn mogelijk, ja zelfs een beroving.”

Amsterdam lijkt er haast beschaafd bij! Dan komt hij met een advies:

“Iedere keer als je van plan bent iets te gaan ondernemen, moet je je eerst realiseren wat je precies gaat doen. Daarnaast moet je bedenken wat er allemaal kan gebeuren en wat je kunt verwachten. Vervolgens moet je je daarover niet opwinden.”

Een mens zou volgens Epictetus als een schaakspeler vooruit moeten kijken om later te anticiperen op wat hij had kunnen verwachten. Het is een uitstekende techniek om je humeur op peil te houden. Een persoonlijk doel, want in het Amsterdamse verkeer zou ik heel graag emotionele uitbarstingen voorkomen.

Voordat ik naar mijn werk ga, visualiseer ik nu bij het ontbijt het begin van mijn fietstocht: ik zal straks weer langs die mooie panden rijden. Er zullen weer auto’s zijn, die midden op de weg parkeren, zodat ik er niets lang kan. Een asociale scooter zal me heus weer van links bijna aanrijden en een voetganger zal plotseling voor mijn wielen oversteken.

“Maar hé,” denk ik, “deze keer ben ik voorbereid.” De auto zal ik gelaten naderen en kijken of ik hem kan passeren zonder kleerscheuren of cynische opmerkingen te maken. De scooter zal ik nuchter voor laten gaan en de voetganger zal ik omzeilen. En dat alles zonder scheldwoorden of middelvingers. Want Epictetus heeft me vrij streng toegesproken: “Je wist toch dat dit zou gebeuren? Nou laat je dan niet van de wijs brengen.”

Aardbeien, slagroom en Roger Federer

Maagdelijke witte kleding, gemillimeterd gras en aardbeien met slagroom, het heilige toernooi van Wimbledon is begonnen. Ook al houd je niet van tennis, er is een reden om deze week tv te kijken: Roger Federer.

Het blad Newsweek Europe noemt hem de voortreffelijkste actieve atleet van deze tijd –voor voetballer Lionel Messi of basketballer Lebron James. De schrijver David Foster Wallace beschreef het kijken naar Federer overtuigend als een mysterieuze en metafysische ervaring.

Waarom?

In februari 2003 stroomt de Gelredome in Arnhem vol voor de tenniswedstrijd Nederland-Zwitserland. Ons land is dan een tennisnatie van formaat. Door geluk belanden een goede vriend en ik op rij 1 van het stadion. Vlak voor onze neus ontvouwt zich een drama. Ene Roger Federer maakt tot grote ontsteltenis van de duizenden Oranjesupporters korte metten met de Nederlandse held Raemon Sluiter.

Maar ik voel geen teleurstelling. Regelmatig kijken mijn vriend en ik elkaar sprakeloos aan, want hoe deze Zwitser tennist is niet normaal. Het was alsof je Rembrandt zag schilderen in zijn atelier. Zo perfect tennist deze Roger Federer. En dat allemaal op een druiligere winterdag in Arnhem! Een paar maanden later wint hij voor de eerste keer Wimbledon en een aantal jaren is hij onverslaanbaar.

foto Jan-Willem de Lange
foto Jan-Willem de Lange

Een van de belangrijkste filosofische theorieën is de vormenleer van Plato. Volgens deze beroemde Griek uit de oudheid bestaat er van elk waar te nemen ding een oervorm, die je alleen maar in je hoofd kunt creëren en proberen voor je te zien. Dit ideaalbeeld helpt ons mensen om dingen te herkennen en na te streven. De filosoof beweert dat hoe verschillend bijvoorbeeld tafels of managers ook zijn, ze altijd zijn te herleiden tot dat ene archetype tafel of manager. Ook jouw baas lijkt ergens op haar oervorm. Hoe meer, hoe beter!

Bovenaan in Plato’s vormenleer staan het goede, ware en schone. Dit zijn zaken waar elk mens zich in zijn leven voor zou kunnen inspannen. Hij werkt zijn leer nauwgezet uit in boeken als de Republiek waarin hij een ideale staat beschrijft. Plato’s denkwijze kan je als mens ook helpen om een gelukkig leven te leiden. Ergens bestaat het. Er is een vorm of een mal beschikbaar, maar jij moet bedenken hoe dat eruit ziet en zorgen dat het jouwe zich daar naar voegt.

Terug naar Federer. Je raadt het al. De manier waarop hij tennis speelt, benadert de oervorm van het tennis. Hij speelt het zoals God of Plato dat bedoelt heeft. Er is alleen een probleem met sport. Ook Federer wordt ouder. Hoewel – en dat is knap- hij op zijn 33-ste nog steeds de nummer 2 van de wereld is, wint hij de belangrijkste toernooien niet meer. En dat doet de toeschouwer (lees schrijver) pijn, want hoe kan iemand die ogenschijnlijk goddelijk speelt, nu verliezen van normale stervelingen? Het is alsof Christiano Ronaldo wordt gepoort door Luciano Narsingh.

Misschien zit er maar een ding op voor Federer op en dat is stoppen. Maar dat wil hij niet. Hij gelooft dat hij Wimbledon, waar hij 7 keer de zege greep, nog steeds een keer kan winnen. Het is ons geluk, omdat we zo nog steeds kunnen kijken naar oogstrelend tennis. Dus zet je televisie aan, pak wat aardbeien met slagroom en geniet zolang het nog kan van het tennistalent van the living legend.

ps zie hieronder één van zijn mooiste punten.

‘Sorry, echt nodig ben je niet’

Mensen werken om te leven, voor hun geluk of om een steentje bij te dragen aan de maatschappij. Die laatste groep verdient verrassend weinig. Klopt dat wel?

Hoeveel waarde heb jij voor de maatschappij? Is het aanzienlijk of dragen jouw werkzaamheden nul komma nul procent bij? Deze vragen kwamen bij me op toen ik het essay met de geniale titel ‘waarom vuilnismannen meer verdienen’ dan bankiers las.

Mijn kwartje viel pas laat, maar gelukkig leggen de auteurs Rutger Bregman en Jesse Frederik het uit. Verdienen betekent naast ‘loon verkrijgen’ ook ‘aanspraak mogen maken op’. Dus Gerrit Zalm verdient veel geld bij ABN AMRO, maar verdient hij ook een bloemetje voor zijn beloningsbeleid van de afgelopen tijd? De ene betekenis is de andere niet. Hoewel onze maatschappij de twee tegenwoordig meer en meer op een hoop gooit: iemand die veel geld verdient, moet vast veel bloemetjes krijgen. Volgens de auteurs leidt een dikke portemonnee dan ook tot een vals bewustzijn: de gedachte dat je veel waarde toevoegt aan de maatschappij omdat je goed geld verdient.

Met deze drogredenering kunnen CEO’s, advocaten en bankiers hun hoge loon altijd goedpraten. Zonder hen loopt alles in het honderd! Maar is dat ook zo? Een gedachtenexperiment over onmisbaarheid levert verrassende inzichten op, want waar heeft de maatschappij meer last van? Als deze rijke stinkerds zouden gaan staken of als bijvoorbeeld onderbetaalde vuilnismannen, ambulancemedewerkers en leraren er een tijdje mee zouden stoppen?

Beeld je dat laatste eens in: zonder vuilnismannen zal het vuil Napolitaans ophopen in de straten en zonder ambulances zullen ernstig gewonden sterven op straat. Als docenten het werk maanden zouden neerleggen, moeten ouders thuisblijven bij hun kroost en ligt de hele economie al snel op zijn gat. De laatste twee zijn zo essentieel dat ze wettelijk gezien niet eens voluit mogen staken.

Toch en dat is erg vreemd, verdienen deze mensen veel minder dan de dik betaalden die ik eerder noemde. Terwijl we het best een tijdje zonder (ex)advocaten (ben jij Moszkowicz ook al zo beu?), CEO’s (wat doen die eigenlijk de hele dag?) en bankiers kunnen doen (hun rendement is de laatste jaren wel erg laag).

En kijk nu eens in de spiegel. Hoe noodzakelijk ben jij met je werk? Misschien schrijf je vlammende beleidsrapporten in een gemeente of ministerie, of train en adviseer je mensen om hun ‘boeiende’ werk op een iets andere manier te doen (hier kan ik mijn hand opsteken) of nog erger verplaats je geld in gecompliceerde financiële producten die niemand meer begrijpt. Sorry, maar echt nodig ben je niet. Een gemiddelde brandweerman of verpleegster redt meer levens dan jij en ik.

Natuurlijk werk je niet alleen om onvervangbaar te zijn of voor de maatschappij, maar ook voor je eigen geluk. Frederik en Bregman halen de Britse filosoof Jevon aan die zei dat het doel van de economie is om geluk te maximaliseren door plezier te kopen voor de laagst mogelijke hoeveelheid pijn. Het resultaat? Veel mensen werken van 9 tot 5 op een of ander duf kantoor om met hun zuur verdiende geld zoveel mogelijk individueel plezier aan te kunnen schaffen. Veel banen zijn niet langer een doel, maar een middel om je eigen geluk te vergroten.

Over wat we met ons werk bijdragen aan de maatschappij denken we nauwelijks na. En daarom beargumenteren Frederik en Bregman dat vuilnismannen meer verdienen dan bankiers. We hebben hun zware en soms stinkende inbreng hard nodig om ons land leefbaar te houden. Daar mag best wel wat meer tegenover staan.

Dit artikel staat ook in Intermediair Magazine

Snel afgeleid?

Misschien dat vrouwen er net iets beter in zijn, maar we kunnen als mensen hoogstens een paar dingen tegelijk. Want onze aandacht is een schaarse kostbare zaak, die we helaas maar al te vaak kwijtraken door een heikel fenomeen: afleiding!

Je bent bijvoorbeeld op je werk iets belangrijks aan het schrijven als opeens die praatgrage collega binnenkomt die zonder te vragen verslag doet van zijn oersaaie vakantie, een nieuwe mail (hop, je hebt er al op geklikt) van je manager vertelt je ondertussen dat je beoordelingsgesprek is verplaatst (O, nee! Wat betekent dit?) en gelijktijdig verschijnt een notificatie van een appje (toch even kijken) waarin je schoonmaakster zich afmeldt voor de volgende dag. Weg is je aandacht. Ik wou dat het een incident was, maar dit soort zaken overkomt mij meerdere malen per dag.

De Australische filosoof Damon Young schreef over dit thema een verhelderend boek: Afgeleid. Het heeft volgens hem veel te maken met het belang dat we aan dingen toekennen. Als we zeggen dat we afgeleid zijn, geven we volgens hem al toe dat we onze geestelijke en lichamelijke kwaliteiten aan het verspillen zijn. Want iets waar we minder waarde aan hechten, krijgt voorrang boven iets waaraan we meer waarde zouden moeten hechten. Dus prima kerel die collega met zijn midweek op de Veluwe, maar mijn stuk is nu echt even belangrijker: niet storen a.u.b. Dááág! En dat geldt ook voor al die notificaties. Hoe vaak blijkt de voorkeur die je geeft aan iets dat verschijnt, trilt of geluid maakt nou terecht te zijn?

Nu heb ik het ik hierboven nog over een kantoormoment, maar wat als je dit breder trekt naar je hele leven? Je hebt er maar een en ik weet niet hoe het met jou zit, maar veel van mijn tijd gaat verloren aan zaken die onbelangrijk zijn. En dan heb ik het niet over die broodnodige ontspanning met een goede film of boek. Nee, ik bedoel het klikken op non-nieuws, die zinloze uurtjes achter de televisie of al die whatsappgroepen die ongemerkt veel energie slurpen. Ze drijven ons weg van de zaken die we uiteindelijk veel waardevoller vinden en ons gelukkiger maken in het leven.

Volgens Young is dit niet nieuws. “De dwangmatige neiging om verpozing te zoeken is zo oud als de mensheid zelf en komt voort uit onze begrijpelijke tegenzin om ons eigen leven kordaat onder ogen te zien.” Toe maar, al eeuwenlang durft de mens het blijkbaar niet aan om te werken aan iets waar het hem eigenlijk om gaat. Je dromen verwezenlijken kan wel na nu.nl.

Young haalt gelukkig denkers aan die oplossingen bieden. Zo bestond volgens de Amsterdammer Baruch Spinoza het ideale leven uit het vermogen om toevallige verstrooiing en opzettelijke uitvluchten te vermijden en het talent om je oplettend en bedachtzaam te richten op wat de moeite waard is. Als ik hem goed begrijp is het zaak om uit te zoeken wat belangrijk en waardevol is voor mij, daar doelen aan te verbinden en hier vastberaden aan gaan werken.

Dat laatste vergt wel veel zelfbeheersing, omdat je niet alleen interne vertragingsmechanieken als uitstelgedrag of twijfel moet overwinnen, maar ook externe prikkels als sociale verzoeken en de opdringende digitale wereld. Dus gedecideerd en gedisciplineerd moedig voorwaarts met het liefst een uitgeschakelde internetverbinding, zonder afleiding.

Dus u wilt leren liefhebben? 

‘Gaat u liggen meneer Vriend. Vertelt u maar.’

‘Nou, ziet u, mijn liefdesleven is al jaren een ramp. Er gebeurt wel wat, maar aan het einde van het verhaal, en dat duurt nu al jaren, zit ik toch weer ongelukkig alleen thuis. Mijn moeder wil dat ik daar eens met u over praat.’

‘Hmm, ga door.’

Ik vertel en hij luistert uren naar me. Hij knikt en humt en als ik klaar ben vat hij alles keurig samen:
‘Dus u wilt leren liefhebben? Weet je wat het is? Veel mensen kunnen dit niet. Ze geloven dat liefde komt en blijft met een toverslag. Maar houden van iemand is alsof je een kunst of sport beoefent. En dat betekent dat het drie vereisten heeft.

Allereerst discipline. Waar is die tegenwoordig? Iedereen kan acht uur per dag naar een of ander duf kantoor gaan om daar de hele tijd op zijn luie reet naar een computerscherm te kijken. Maar de discipline om letterlijk vijf minuten naar je eigen partner te luisteren, is tegenwoordig ver te zoeken. Heeft u discipline?

‘Nee, meneer Fromm.’

‘Dacht ik al. En dan de aandacht. Dat heb je voor alles in het leven nodig. En om dat op te kunnen brengen, moet je eerst maar eens alleen kunnen zijn. Niemand kan dat vandaag de dag. Iedereen wil de hele dag praten, naar muziek luisteren of eten. Als we al niet eens meer een moment met onszelf zouden kunnen doorbrengen, hoe zouden we dan wel volledig met iemand anders begaan kunnen zijn? Kunt u echt alleen zijn?’

‘Een beetje, meneer.’

‘Hmm, aha.’ De psychiater schrijft iets op.‘Tot slot is geduld nodig. Zoals een klein kind urenlang probeert een dop op een fles te doen, zo moeten we doorzetten en doorgaan in het leven net zolang tot we iets leren en bereiken. Maar tegenwoordig hebben mensen en u in het bijzonder, dat zie ik wel, een aandachtspanne van drie seconden en geven ze veel te vaak te snel op. Mensen geven relaties amper een paar weken de kans!’

‘Herkenbaar, dokter, maar wat hebben deze drie punten te maken met liefhebben?’

‘Als u die drie punten zou willen toepassen op uw liefdesleven, en dat is verdraaid moeilijk, Vriend, dan maakt u een kleine kans op succes, want er is nog meer. Het belangrijkste is eerst om over uw narcisme heen te komen. Iedereen is maar met zichzelf bezig. En u bent zeker geen uitzondering. U heeft net drie uur lang over uw eigen zielenroerselen lopen praten, terwijl u amper heeft gesproken over de belevingswereld van die arme vrouwen die u ontmoet.’

‘Nou, nou,’ sputter ik tegen, ‘u bent wel erg negatief. Waar is trouwens uw gevoel voor romantiek gebleven?’

‘Aaah, misverstand! Liefde heeft niets te maken met romantiek, toeval of magie. Wat u moet doen, is eens leren objectief na te denken. Wat gaat er om in een vrouw? Luister naar haar verhaal en betrek het niet meteen op uzelf. Het belangrijkste in liefde, en dat gaat u verrassen, is nederigheid. Dus niet alleen over uzelf praten, maar ook eens informeren naar de leefwereld van de ander. Praat daarover, heb empathie. En houd dit alles vol met discipline, aandacht en geduld. Wie weet dat u dan nog eens gelukkig wordt in de liefde.’

De psychiater Erich Fromm (1900-1980) is helaas overleden, maar zijn belangrijkste bevindingen zijn te lezen in het boek: The Art of Loving