Stil, geil en opstandig

Mijn collega zweert erbij. Bruisend van energie komt hij terug van zijn lange stilteretraite. Ook steeds meer van mijn kennissen reizen naar afgelegen kloosters om daar dagenlang te zwijgen. Ik hoor hem ademloos aan maar twijfel: heeft de stilte echt zoveel te bieden dat ik er tien dagen mijn mond voor zou willen houden?

Eén ding moet ik stiltezoekers nageven: al eeuwenlang is de mens ernaar op zoek. De Griekse filosoof Aristoteles beschrijft al 350 jaar voor Christus dat het ware leven het contemplatieve is waar je in rust over alles nadenkt. Volgens de filosoof kan ernstig overpeinzen zelfs tot volmaakt geluk leiden. “Hoe meer we dit vermogen bezitten,” zegt hij “des te gelukkiger we zijn.”

Dat klinkt toch anders dan mijn collega, die vertelt over zijn wanhopige pogingen om allerlei meditatietechnieken onder de knie te krijgen. “Op dag 3 word ik opstandig. Op dag 4 en 5 word ik zo geil dat ik mijn vrouw alle hoeken van het klooster wil laten zien. Maar zij is niet mee -en jezelf aanraken (en een ander trouwens ook)- is verboden. Waarom doe ik dit in Boeddhanaam?”

In alle wereldgodsdiensten vind je het belang van stilte om tot jezelf te komen. Denk aan bidden, pelgrimstochten en retraites. Wie geen geloof aanhangt, kan zijn toevlucht nemen tot meditatie. Anders dan bij de oude Grieken is niet overpeinzen het doel, maar juist je hoofd leegmaken.

De moderne Franse filosoof Fredric Lenoir ziet het zo: de mediterende mens is een berg, zijn gedachten zijn donkere wolken. “Zoals de wind de wolken rond de berg verjaagt, zo zal de ademhaling de gedachten verjagen.” Na verloop van tijd verschijnt de berg, jijzelf dus, in al zijn verhevenheid, meent Lenoir. Dit vereist wel heel veel oefening.

Het loont blijkbaar de moeite, want naast zelfinzicht en inspiratie zou mediteren ook kracht geven. Van de Dalai Lama is bekend dat hij twee uur per dag mediteert. Behalve als hij het bijzonder druk heeft. Dan staat hij extra vroeg  op en mediteert hij vier uur per dag! Het geeft hem extra kracht.

Wat houdt mij eigenlijk tegen? Behalve natuurlijk dat ik, net als iedereen, geen tijd heb. En verslaafd ben aan smartphone, e-reader en tv (ik schrijf dit met een tennisfinale op de achtergrond!). Daarbij sta ik er om bekend dat ik nauwelijks tien seconden mijn mond kan houden.  Vrienden en familie zullen zich doodlachen als ik zou afreizen naar zo’n klooster. “Veel succes!” hoor ik ze al proesten. Ik zou geen uur zonder stilte kunnen, laat staan tien dagen.

Mijn collega geeft de doorslag: “De laatste dagen word ik eindelijk kalm, rustig en vredig. Ik ben na de stilte veel bewuster en langzamer, kan veel beter besluiten nemen, ben gelukkiger, vrediger. Dat effect houdt wel drie maanden aan. En dan de seks Jaap: stilte is beter dan Viagra.”

Stilte: ik wil het ook!

Lang zal die leven!

Lang zal die leven! Mijn ervaring op verjaardagen is dat je terugkijkt naar wat er was. Zo diept mijn moeder elke verjaardag weer de details rond de geboorte op. “Ik had 40 graden koorts en al mijn spieren waren zo slap dat jij – ook nog eens heel lang en dun- er heel makkelijk uitfloepte.” Maar met 37 jaar (ergens halverwege?) wil ik nu wel eens vooruit kijken. Hoe kan ik een beetje gelukkig oud worden?

Mijn grote voorbeeld is de tachtigjarige zingende dichter Leonard Cohen. Onlangs pakte hij de Ziggodome helemaal in met 40 jaar hits. De bejaarde man rende enthousiast het toneel op en af, danste en gaf een concert van drieënhalf (!) uur. Zo gracieus en vrolijk wil ik ook wel oud worden. Wat is het geheim?

De Romeinse stoïcijn Cicero weet raad. Hij gaf in de eerste eeuw voor Christus vier redenen waarom mensen niet staan te springen om bejaard te worden:

1.Je kan niet meer werken
2.Het lichaam verzwakt
3.Je wordt beroofd van alle genoegens van het leven.
4. Je bent niet ver meer van de dood.

En hij pareerde ze stuk voor stuk. Hoezo zou je niet meer kunnen werken als bejaarde? Met de jaren groeien toch je gezag en inzicht? Oudere mensen kunnen misschien niet meer alles doen, maar ze kunnen met hun levenservaring vaak wel uitstekend leidinggeven (bij Ivo Opstelten wordt hier trouwens ernstig aan getwijfeld) of hun vak leren aan jongere mensen.

Wat hun lichamelijke ongemakken betreft, raadt Cicero iedereen aan om je gedisciplineerd in te blijven spannen naar je fysieke vermogens. I don’t smoke no cigarette, I don’t drink no alcohol zingt de voormalige wildebras Leonard Cohen in het recente nummer Darkness. Anders zou hij het allemaal echt niet meer volhouden, zei hij in een interview.

Over het derde punt is Cicero duidelijk. Misschien verdwijnen je sensuele genoegens, maar dit kun je natuurlijk ook als een zege zien. “Eindelijk kun je iets tot stand brengen, nu je niet meer achter je genot (lees: pik) hoeft aan te rennen.” Maar ieder zijn eigen manier en tempo. Voor de voormalige ladies man Leonard Cohen is één vrouw tegenwoordig genoeg. Hij heeft vaste verkering met een mooie vijfentwintigjaar jongere zangeres. You want to change the way I make love, I want to leave it alone,  zong hij pas. Check, 80 en de zinnelijke  genoegens zijn blijkbaar nog steeds aanwezig. Ik ben benieuwd wat hij tot stand gaat brengen als ze verdwijnen.

En dan punt vier, de dood. Volgens Cicero is de dood iets natuurlijks en hoef je het niet te vrezen. Bovendien zegt hij: “wees blij dat jij de finish van leven op oude leeftijd bereikt. Hoeveel mensen sneuvelen al niet veel jonger?” Ergens is dit een troostrijke gedachte. Als hoogbejaarde leef je al langer dan zoveel anderen. Zeur dan niet.

Hoe kun je dus gelukkig ouder worden? Een beetje blijven werken, wat discipline, een minder libido en het besef van de finish helpen wellicht. Bovendien, wat zou ik me eigenlijk druk maken op een vrolijke verjaardag. “Do not dwell on what has passed away or what has yet to be,” klinkt het in Leonard Cohen’s Anthem. Ik vind het allemaal wijze woorden en raad, maar best moeilijk toe te passen. Misschien lukt het als ik wat ouder ben?

Nieuwe weg naar Rome

Een vriendin van mij krijgt al jarenlang elke maand slecht nieuws. Een kind wil maar niet komen en de moed zakt haar soms in de schoenen. “Hoe was je weekend?” vraag ik. “Niet leuk, ik heb alleen maar gehuild,”  zegt ze treurig en dan “Ik heb de hele tijd hoop, maar telkens word ik weer teleurgesteld. Wat moet ik doen? Weet jij iets? Jij schrijft toch over geluk?” “Uuuh ja.., “ mompel ik.

Ik moet denken aan het boek Why grow up?  van Susan Neiman. Zij is een Duits-Amerikaans filosofe die onlangs in Nederland een grote filosofieprijs won. Opgroeien is lastig, schrijft ze. Sinterklaas bestaat niet en papa is helemaal geen held. Dit zijn maar twee van de talrijke teleurstellingen die kinderen in hun leven te verwerken krijgen. Neiman: “Er komt een moment in je leven dat je een gat herkent. Je realiseert je, de wereld is helemaal niet zoals je hem verwacht. Er is een verschil tussen is en hoe het zou moeten zijn.”

Je zou denken dat iedereen in dit leven gelijk wordt behandeld (iedereen krijgt toch kinderen?), maar soms valt de werkelijkheid  vies tegen. Waarom krijgt bijvoorbeeld die ene collega promotie en jij niet? Waarom blijf jij vrijgezel? De beroemde Duitse filosoof Immanuel Kant zegt dat “volwassen worden te maken heeft met het leren kennen van het verschil tussen is en zou moeten zijn zonder ooit een van de twee uit het oog te verliezen.”

Want er zijn twee veelvoorkomende opties. Je kunt ten eerste toegeven aan hoe de situatie nu is. Bijvoorbeeld met de veelgehoorde dooddoener (ik gebruik het ook veel): het is wat het is. Er zijn miljoenen Syrische vluchtelingen, “tsja het is wat het is.” Waarschijnlijk slaap je beter met deze heerlijke ver van mijn bed redenering, maar het is te makkelijk en onvolwassen, aldus Neiman. Zij vindt ons mensen te vaak struisvogels met de kop in het zand, blij met onze DVD-series, smartphones en vooral  bewuste onwetendheid over de dingen die er gaande zijn op de wereld. Of het nou om de opslag van onze telefoongegevens gaat of om de mensenrechtenschendingen in Zuid Timboektoe, we drukken het weg en proberen vrolijk verder te leven.

In de tweede optie haal je alles uit de kast om jouw zou moeten te bereiken. Veel mensen die iets willen en daar hard voor werken bereiken ook daadwerkelijk iets. En dat maakt ze vaak gelukkig.  Alleen geeft keihard werken en alles op alles zetten geen garantie op geluk. Als je een kind wil krijgen, kun je naar ziekenhuizen gaan wat je wilt, maar soms lukt het gewoonweg niet. En dan?

Er is nog een optie tussen deze twee uitersten in. Ik denk dat je er eerst alles aan moet doen om met goede hoop het zou moeten te bereiken. Stel hierbij realistische verwachtingen, wees voorbereid op afwijzingen en teleurstellingen en doorleef ze, zodat je weer dapper nieuwe pogingen kunt ondernemen.

Pas als het uiteindelijk niet lukt (waar bij mijn vriendin overigens nog lang geen sprake van is), kun je het loslaten. Hoe moeilijk dat ook is. Daarna is het zaak om het onmogelijke te accepteren. “Kies iets anders”, schrijft Hagar Peeters in het prachtige gedicht het spreekwoord zegt, “een nieuwe weg naar Rome.” Het is niet veel, maar het is alles wat ik kan bedenken na zo’n treurig weekend.

Leren van Lale

“De slimste mensen die ik ken lezen veel én leren van de verkoper om de hoek,” schrijft Susan Neiman in haar boek Why grow up? Ik ging meteen beter opletten bij mij favoriete kruidenier Mustafa. Als gebaar naar de Nederlanders heet zijn winkel Lale Kasabi, wat Tulp Slagerij betekent.

Bij hem is de klant nog echt koning. Altijd is hij beleefd en voor iedereen heeft hij tijd. “Ik moet wel,” zegt hij, “ik heb toch klanten nodig!”  “U ziet er vandaag een beetje moe uit meneer, geen zin om boodschappen te doen?” was zijn rake observatie na een zware nacht. Een keer trof ik hem toen hij een oudere dame hielp met het invullen van de belastingformulieren.

Een echt leermoment had ik toen een jongetje voor mij een fles slaolie terugbracht. Toen Mustafa vroeg waarom, zei het jochie dat de olie op dat moment bij de Albert Heijn in de aanbieding was en 15 cent goedkoper was. “Ok,” zei Mustafa en hij gaf de jongen het geld terug. Ik zei daarna dat je daar toch geen product voor terugbracht bij een winkel. “Tsja meneer, sommige mensen moeten echt elk dubbeltje omdraaien.” Au, dacht ik.

Het verraste me absoluut niet dat een sociologiestudente drie maanden lang een onderzoek bij hem deed. Hier vind je haar interessante verhaal plus foto!

Even de kosmos in turen

Een echte kosmopoliet voelde ik me! Als student Internationale Betrekkingen liep ik stage voor Nederland bij de Verenigde Naties in Wenen. Trots als een pauw zat ik in zo’n grote VN-zaal op mijn eerste dag achter het bordje Nederland. Een onvergetelijk moment. De eerste horde om Secretaris-Generaal te worden was genomen.

Tot mijn stagebegeleider mij gedag zei en achterliet. Ik kwam er al snel achter dat elk land (en er waren er ongeveer 170) een half uur spreektijd had. Tel maar uit, een vergadering duurde daar twee weken en de dagen duurden van negen tot negen. Saai! Terwijl onze bazen met elkaar koffie dronken en zaken deden in een andere zaal, luisterden wij stagiairs naar alle politiek correcte verhalen en werkten aan onze verslagen. Dit was dus internationale samenwerking.

Toch was het niet vervelend. Een Nigeriaanse adellijke minister (we zaten op alfabet!) bood mij zijn prinsessendochter aan en als er geen baas te zien was, gooiden wij, de stagiairs, propjes naar elkaar waarop de kroeg van die avond stond geschreven. En dat alles onder toezicht van volle publieke tribunes!

Ondanks de lange vergaderingen ben ik een fervent voorstander van de Verenigde Naties. Het is natuurlijk beter samen te werken dan oorlog te voeren. In de geschiedenis is al veel  geijverd voor zo’n wereldbond. Bijvoorbeeld door de Duitster Immanuel Kant. Hoewel hij zijn  woonplaats Königsberg nooit verliet, is hij een belangrijke kosmopolitische denker.

Hij zei: “omdat de aarde bolvormig is, kunnen mensen zich niet tot in het oneindige verspreiden, maar moeten zij uiteindelijk toch elkaars nabijheid dulden, en niemand heeft oorspronkelijk meer recht om op een bepaalde plaats op de aarde te zijn dan de ander.”

Kant deed in zijn boek Zum Ewigen Frieden verregaande voorstellen om door middel van verdragen tot een wereld te komen die in vreedzame verbinding met elkaar staat.

In de oudheid dachten de stoïcijnen verder door. Zij zagen de totale kosmos als één geheel. Volgens Chrysippus een van de grondleggers van het stoïcisme is het vallen van een druppel wijn in de oceaan te bespeuren in de verste uithoeken van de kosmos, want deze is een immens levend wezen, waarvan alle delen door sumpatheia (Grieks voor affiniteit en wederzijdse afhankelijkheid) met elkaar meevoelen, en verbonden zijn.

Voor Marcus Aurelius, ook stoïcijn, was de kosmos, het heelal, de wereld en de natuur, kortom het vaderland van alle mensen. De keizer-filosoof keek vaak naar de sterren en hij voelde zich dan klein en nietig. Vrij uniek voor een keizer! Hij zag dit als een groot voordeel. Sterker nog. Deze nietigheid maakt het leven juist draaglijk, vond hij. De mens wil veel te veel, maar al die ambities stellen ten opzichte van de oneindigheid van de kosmos niet veel voor. Doe daarom maar gewoon rustig aan, zei hij.

Mijn favoriete uitspraak van hem is: de kosmos is verandering, het leven hoe je daar mee omgaat. En als ooit iemand mij naar de zin van het leven vraagt (bijvoorbeeld toen ’s nachts in een van die donkere rokerige Weense kroegen) dan antwoord ik dit.

Sinds mijn Weense stage in 2004 is veel veranderd in de wereld. Maar de Verenigde Naties bestaan nog steeds, even machteloos als praatgraag. Ik ben (nog;-) geen Secretaris-Generaal, zelfs geen diplomaat. Die ambitie ligt allang in de prullenbak en als ik dat soms betreur, tuur ik ’s nachts gewoon even de kosmos in.

Op een saai en vervelend nieuwjaar!

Oud en Nieuw 2008, om drie uur ’s nachts lopen we met twintig man extatisch een polonaise door mijn achtertuin, terwijl we vrij aangeschoten als voetbalhooligans “Gelukkig nieuwjaar! Gelukkig nieuwjaar!” scanderen. We zijn klaar voor vrachtladingen vol geluk. Alleen een paar maanden later overlijdt mijn vader vrij onverwacht en het jaar valt compleet in het water. Later denk ik nog wel eens aan die uitbundige polonaise. Waren onze nieuwjaarswensen zo weinig waard?

Want wat wens je iemand nu eigenlijk toe met gelukkig nieuwjaar? Met behulp van de Duitse filosoof Wilhem Schmid onderscheid ik drie soorten van geluk: geluk door toeval, welzijnsgeluk en geluk door vervulling.

Toevalsgeluk. Je woont in Amsterdam Zuidoost en jouw straat wint de Postcodeloterij. Of je komt de liefde van je leven tegen in de trein naar Rotterdam. Wat een geluk! Maar is het niet louter mazzel of het lot? Hoe kun je dit soort toeval vergroten in 2015? De enige manier is om je ervoor open te stellen. Zoals de Engelsen zeggen: “Luck is where opportunity meets preparation.” Oftewel, je moet er ook iets voor doen. Om de loterij te winnen, zal je eerst een lot moeten kopen en als je iemand wilt ontmoeten zal je soms een move moeten maken.

Daarnaast heb je het welzijnsgeluk. Het je wel voelen. Denk maar aan de steeds groter wordende wellness-sector! Maar naast een dagje sauna is het ook het gevoel van eindelijk vakantie in je hangmat, de voldoening na een een succesvol werkproject of een etentje met een vriend of je partner. Het zijn momenten of dagen met een gouden randje. Je kunt in 2015 onderzoeken wanneer jij dit soort geluksmomenten ervaart en dan proberen die zoveel mogelijk te herhalen.

Maar kijk uit. Het lijkt soms wel of we steeds meer prikkels nodig hebben om meer van dit soort sensaties te beleven. Zo worden we langzamerhand allemaal geluksjunkies. “Een leven met louter opwinding is een uitgeput leven,” verzuchtte de beroemde Britse filosoof Bertrand Russell. Hij vond dan ook dat we onze rust en verveling moesten koesteren.

Dit hangt samen met de derde vorm van geluk die Wilhelm Schmid noemt, het geluk door vervulling. In zijn boek Geluk zegt hij dat het leven helaas niet altijd positief is. Het heeft ook schaduwzijden, waarin pijn, ziekte en saaiheid voorkomen. Tegenover die ene dag waarop je de marathon uitloopt, staan misschien 50 grauwe vervelende dagen op kantoor. Het leven kan nu eenmaal niet altijd leuk zijn. Soms overlijdt er iemand onverwacht, ben je al maanden werkeloos of word je geteisterd door liefdesverdriet. “Dit zijn normale zaken,” zegt Schmid en een teken van een rijk leven in al zijn facetten.

De enige manier waarop je zelf kan bijdragen aan deze vorm van geluk is je houding tegen zowel de positieve als negatieve kanten van het leven. Dankbaar zijn voor het positieve, maar ook het negatieve erkennen en daarin berusten. Zo kun je een vervuld leven leiden. Deze houding noemt Schmid de enige vorm van geluk die duurzaam is.

Het is begin januari 2015. Ik wens je dit jaar hier en daar een mazzeltje toe, daarbij wat dagen met een gouden randje, af en toe een polonaise,  maar ook wat saaie en vervelende momenten, soms wat relativerende pech en als er iets ergs gebeurt, het besef dat dit nu eenmaal ook bij het leven hoort. Gelukkig nieuwjaar!

 

 

Een vrolijk kerstfeest met Machiavelli

Bedriegen, vermoorden, bestelen, dat is de kern van het intrigerende gezelschapsspel Machiavelli. Met dit spel leer je je familie en vrienden tijdens kerst wel van hun slechtste kant kennen! Gelukkig kun je in het spel ook weer opstaan uit de dood –met alle kans op revanche- maar het voelt verdomd lullig als je broer of een vriendin je koud maakt. En dat allemaal uit naam van die Italiaanse filosoof en politicus uit de vijftiende eeuw.

Machiavelli heeft een van de slechtste imago’s uit de geschiedenis. Als je een Machiavellist bent, dan ben je alleen maar uit op macht voor jezelf en doe je er alles voor om die te bereiken en te behouden. Ik vind de slinks ogende ex-politicus Maxime Verhagen een goed voorbeeld. Door zijn ziel aan de PVV te verkopen, scheurde het CDA bijna in 2010, maar hij werd toch maar mooi vice-premier. Hij bevindt zich natuurlijk in goed gezelschap met de Blatters, Poetins en Erdogans van deze wereld, maar het is lullig voor Machiavelli want zijn verhaal ligt genuanceerder.

In zijn beroemde boek De Heerser beschreef hij hoe vorsten uit zijn tijd hun macht het beste kunnen behouden. Hij had er verstand van, want in woelige oorlogsjaren was hij jarenlang de hoogste ambtenaar en diplomaat in de stadsstaat Florence. De stad was zijn alles. Een vorst mocht van hem dat ook alle mogelijke middelen inzetten om deze te beschermen. “Eerst komt de noodzaak, dan de moraliteit,” is een bekende uitspraak van hem.

Hij schreef dat hij het liefst geen slechte dingen zou willen doen, maar “er is zo’n groot verschil tussen hoe men leeft en hoe men zou moeten leven, dat iemand die het slechte niet ziet en alleen maar kijkt naar het goede, eerder zijn ondergang dan zijn redding tegemoet gaat. Daarom moet een heerser ook leren om niet goed te zijn. En dit vermogen dient hij wel of niet in praktijk te brengen al naargelang de omstandigheden hem ertoe dwingen.

Als de situatie dat verlangt, moet je soms slechte dingen doen, hoewel je liever goed zou doen. Maar ja zegt Machiavelli: “Van mensen kan men in het algemeen zeggen dat ze ondankbaar, wispelturig en huichelachtig zijn.” Dus reken er maar op dat ze slecht zijn! Hij zegt dat je daarom als heerser een vos moet zijn om de valstrikken in de gaten te hebben en een leeuw om de wolven schrik aan te jagen.

Alleen dit mag je alleen doen voor het belang van de staat en absoluut niet voor het eigen belang! En hier gaat het vaak fout met machthebbers. Dictators zijn meestal onvervalste plucheplakkers. Machiavelli was in principe niet slecht, maar als je je land moest beschermen, moest je soms handelen als een leeuw.

Wat heeft dit nu alles met geluk te maken? Ik denk dat ook jij als niet-vorst je in dit leven (op je werk of thuis) helaas moet voorbereiden op slechte dingen (herken de valstrikken als een vos). En als er dan noodweer komt, moet je klaar zijn om te handelen als een leeuw. Mocht dat nare familielid je weer onheus bejegenen tijdens het kerstdiner of een rotjochie wil een strijker naar je toegooien met Oud & Nieuw, dan weet je wat je nu te doen staat. Herken het als een echte Machiavelli, ontwijk het dan of begin keihard te brullen!

Keep calm and carry on

cartoon keep calm and carry on

Keep calm and carry on, staat er boven het trapgat van ons huis. De poster is een verjaardagscadeau van mijn vriendin om mij er in drukke tijden aan te herinneren dat alleen kalmte je kan redden. En misschien wel gelukkig kan houden. De praktijk:

Het is vroeg in de ochtend. Ik storm de badkamer uit en wil naar de woonkamer een verdieping lager. Haastig doe ik de knoopjes van mijn blouse dicht, terwijl ik naar beneden ren. Allerlei gedachten razen door mijn hoofd. Ik moet die middag een moeilijke training geven aan 20 nauwkeurige intelligente ingenieurs en ’s avonds mag ik 5 filosofen interviewen in een Amsterdams theater. Leuk natuurlijk, maar bij beide menssoorten is een goede voorbereiding absoluut vereist, want anders trekken ze je vliegensvlug mee in hun voor mij abstracte wereldbeelden. Dus dochtertje naar de crèche en voorbereiden die dag!

Nee. Ik sla twee treden over en kom met mijn voet op twee A4-tjes van de Belastingdienst terecht. Ik glijd uit en beland met mijn ellenboog in de ruit naar buiten. Die breekt. Ik schrik me kapot, want ik blijk aan twee kanten vast te zitten in het glas en ik krijg de arm er niet uit.  Koelbloedig kan ik maar een ding bedenken om te doen, keihard gillen.

Daar komt mijn vriendin aanrennen. In paniek breekt ze met haar hand de rest van het glas om me los te maken. Ze snijdt haar eigen vinger open en begint als een gek te bloeden. Mijn dochtertje van anderhalf komt erbij en zegt het enige woordje wat ze kent, twee keer: “oh, oh.”

Keep calm and carry on. De Britse regering liet deze slogan op prachtige posters drukken tijdens de Tweede Wereldoorlog om haar burgers een hart onder de riem te steken. Het beroemde motto beleeft nu een revival. Als je er op let, zie je het overal. Maar de Britten hebben de aanmoediging toen nooit gezien! Succesvolle critici zagen die als te duur en neerbuigend. De overheid hing de 2,5 miljoen affiches uiteindelijk niet op.

Absoluut niet kalm gaan we als gezin naar de huisarts om de hoek. Zij blijkt met verlof, maar een waarnemend arts is paraat. Ze kijkt naar mijn vriendin’s vinger en zegt: “Oef, dat is te moeilijk voor mij.” Ze bekijkt mijn bloedende vleeswonden, constateert dat die niet levensbedreigend zijn en zegt: “Jij bent hier toch niet ingeschreven? Dan kan ik niets voor je doen.”

Wij naar de Eerste Hulp. Daar lacht de verpleegkundige om de wond van mijn vriendin. Ze verbindt het in een oogwenk en zegt dat we daarvoor niets hoeven te betalen. Ik moet gehecht worden. We worden verwelkomd door een rustige grapjestappende arts en een nerveuze co-assistent. De dokter stelt me gerust. Er zijn geen pezen doorgeknipt. “Een gelukje,” zegt hij vrolijk. Daarna hecht hij de eerste wond. “Mag de assistent de tweede wond doen?” Ik kijk naar de zenuwachtige en rood aanlopende jongen. “Ok,” zeg ik.  Hij bibbert en prikt twee keer mis. Z’n begeleider zegt: “Doe nou maar gewoon kalm en ga door.” Hoewel mijn voorbereiding voor die dag naar de maan is, fleur ik wat op. Ik denk aan ons trapgat. Keep calm and carry on. Houd ik er naast twee littekens, een gebroken ruit en een behoorlijke schrik in de benen, er in elk geval een column aan over.

 

 

Gronings Geluk

Je studententijd is de gelukkigste tijd van je leven!, luidt het cliché. Is dat zo? Natuurlijk, de ultieme vrijheid: een eigen kamer, geen ouders meer die met alles meekijken en nauwelijks college-uren. Toen ik 19 was toog ik naar Groningen, omdat dat de tofste studentenstad van Nederland zou zijn. En ik vond dat het klopte. Kroegen die nooit dichtgingen, duizenden mensen van dezelfde leeftijd op die ene centrale vierkante kilometer en de dan al nostalgische geur van suikerbieten (is die er nog?).

Natuurlijk was er ook de invloed van de Groningers, de stadjers. Ik ervoer ze als doodnuchter en hoewel het Groningse gezegde klinkt: tied holt gain schaft (de tijd staat niet stil), leek het alsof ze alle tijd van de wereld hadden.

Toen ik in het begin van mijn studententijd bij het verlaten van de bus eens aan een buschauffeur vroeg hoe ik verder moest lopen, pakte hij er een kaart bij en nam een paar minuten de tijd om mij precies uit te leggen waar ik heen moest. Ik stond perplex! Nerveus keek ik achterom de bus in, worden al die mensen niet ontzettend ongeduldig? In de Randstad had iemand al wat geroepen als: “zeg hallo buschauffeur, mankeert er wat aan je gaspedaal?” Ik hoorde niets. Iedereen keek onbewogen het raam uit of las wat. Ook elders viel het op: de Groningers waren zo geduldig als wat.

Het leek wel of die mentaliteit zijn weerslag had op ons studenten. Ik had zeeën van tijd. Hoeveel kopjes (overigens verschrikkelijke) koffie dronk ik niet met vrienden op de Letteren faculteit? Maar was dit nu de gelukkigste tijd van het leven? Als ik later een lijn trek van mijn hele leven, is deze relatieve korte periode dan inderdaad de mooiste, gelukkigste of indrukwekkendste?

Volgens de Franse Filosoof Bergson bestaat er naast de lineaire kloktijd van minuten en dagen ook een innerlijke ervaren duur tijd. De tijd gaat hierin volgens hem van het ene moment, vloeiend over in het volgende. In het nieuwe moment wordt het verleden automatisch meegenomen. Hij zwelt langzaam aan als een sneeuwbal die van een berg afrolt.  In de duur tijd breek je uit de rigide kloktijd en ervaar je optimale creativiteit, geluk en vrijheid. Je laat het leven dan even op zijn beloop, aldus de Fransman.

Is je studententijd dan de tijd waarbij de sneeuwbal het meeste sneeuw met zich meeneemt? Waar bij je misschien alle tijd hebt om het leven eens op z’n beloop te laten? Omdat je even geen permanent onderdeel uitmaakt van een gezin en je kan doen wat je wilt zonder rekening te hoeven houden met anderen? Maar het is ook de tijd waarin je grote keuzes maakt over loopbaan en liefde. Volgens onze nationale Geluksprofessor Ruut Veenhoven “twijfelen veel studenten over hun opleiding en hebben ze een wisselend relatieleven. Daar worden ze niet gelukkiger van. Bij veel studenten overheerst daarom het getob” (lees bijvoorbeeld deze column).

Veenhoven noemt de studententijd misschien niet de gelukkigste tijd, maar wel een hele belangrijke fase in je leven, waarbij je veel leert over wat je nu eigenlijk wilt.  Ach, realiseer ik me, misschien ben ik gewoon nog te vroeg. Volgens mij kan ik pas aan het einde van mijn leven bepalen of het Gronings geluk de mooiste was. Ik laat het je te zijner tijd wel weten.

Dood gelukkig

Een dode saxofoonspeler, een gestorven vrijend paartje, een nooit geboren foetus op sterk water, je kunt het allemaal zien bij Body WorldsThe Happiness project in Amsterdam.

Sinds ik een keer werd afgesneden door een taxi met een reclame voor deze permanente tentoonstelling (oh hoe ironisch was dat geweest, om te verongelukken door een happiness taxi),  wilde ik naar deze tentoonstelling. Niet dat ik bijzonder word aangetrokken door dode lichamen, maar ja die relatie met geluk…. Ook al voelde ik afkeer, het was in Amsterdam en ik schrijf en vertel nu eenmaal verhalen over dit onderwerp, dus off we go in de regen naar het druilige Damrak, de “rode loper” van Amsterdam.

Ze zijn er echt, de lijken. Ze zijn geplastineerd, een methode waarbij weefselvocht wordt vervangen door een soort siliconen kunststof.  Hierdoor blijven de lichamen voor eeuwen geconserveerd.  Het bedrijf beweert (boze tongen zeggen dat het geëxecuteerde Chinezen zijn) dat het allemaal donoren zijn; mensen die hun lijf vrijwillig ter beschikking stellen aan de wetenschap.

Ik denk dan altijd dat nerveuze geïnteresseerde medicijnenstudenten na je dood in je lichaam gaan snijden, maar het kan dus ook betekenen dat slimme commerciële uitbaters jouw lijf villen en tentoonstellen in hartje Amsterdam. En dat aan totaal verzopen toeristen voor het luttele bedrag van 20 euro (Het Rijksmuseum kost ter vergelijking 15 euro).  Oh wacht even, ik zou er zonder vooroordeel heen gaan;-).

Goed, ik bekijk de opgezette mensen en lees de bijpassende informatie over geluk. Ik herken de  bevindingen van de Amerikaanse Sonja Lyubormirsky. Zij is een van de weinige mensen die echt wetenschappelijke onderzoek doet naar geluk en daar populaire boeken over schrijft.  (Zie ook deze column). Op de muur staan dus dingen als: geluk is voor 50% genetisch bepaald, voor 10% door de omstandigheden en 40% heb je in eigen hand. Of muziek maken of ernaar luisteren maakt gelukkiger en be active, relax, rest and do it daily.

Naast deze teksten vind je bijpassende lichamen of lichaamsonderdelen. Bij bovengenoemde voorbeelden respectievelijk: een compleet zenuwstelsel en ontlede hersenen, de genietende saxofoonspeler en een hoogspringer in volle actie.

De tentoonstelling is gevestigd in een oud Amsterdamse Grachtenpand, dat zes verdiepingen telt. In de kelder gaat het over seks, iets dat natuurlijk niet mag ontbreken in onze losbandige hoofdstad. We zien een in elkaar geschoven vrijende paartje en leren allerlei onverwachte wetenswaardigheden over de voortplanting. Zoals ‘de missionarispositie is het meest favoriete standje ter wereld’ en ‘genot maakt gelukkig.’  Aha.

Je voelt het al aankomen. Ik ben doodongelukkig met deze tentoonstelling. De relatie die gelegd wordt tussen de lichamen en geluk zijn vergezocht. En er passeren een hoop clichés de revue zoals ‘dikke mensen zijn ongelukkiger’ en daarnaast dan een voorbeeld van een doorsnede van een vet lichaam. Een journalist zou misschien zeggen dat het teveel praatje plaatje is (het beeld is slechts een illustratie van wat er al wordt verteld)  en dat maakt het een wat saaie en oppervlakkige biologieles. En soms zie je alleen een niet geboren foetus op sterk water, waarbij de relatie met geluk misselijk ver te zoeken is.

Het heeft allemaal iets goedkoops, terwijl het voor een tentoonstelling in Amsterdam best duur is. Dat maakt het daar aan het Damrak een echte Tourist Trap. Ik stel m’n lijf niet ter beschikking. Dan word ik liever een donor. Jij?