Zweten en stotteren voor het veelkoppige monster

Overgeven, rode vlekken en angstzweet. Ze moet weer en haat het! Een groter ongeluk is voor haar niet denkbaar dan spreken in het openbaar. 200 kritische ogen zullen haar aankijken (acteurs noemen dit het veelkoppige monster van het publiek), 100 monden lachen haar uit. Dan maakt ze een grap, niemand lacht: horror! Daar staat ze dan eenzaam op het podium, naakt blijkt opeens: nachtmerrie! In de top 10 lijstjes waar mensen het meeste bang voor zijn, staat presenteren al jaren op 2 of 3, naast doods- en vliegangst. Deze politica, die ik train, is absoluut niet de enige met ultieme spreekvrees.

Maar sommige mensen just love it! Mark Rutte sprak aan het begin van deze maand zijn hele H.J. Schoo-lezing met plezier uit het hoofd. Obama zei over spreken in het openbaar: “Als student kwam ik erachter dat ik goed overkwam en ik besefte: nu is alles mogelijk (Yes I can).”

In de presentatietrainingen die ik geef, zie ik regelmatig voorbeelden van de twee uitersten. Mensen die je met een mes in de rug moet dwingen te beginnen, terwijl anderen weer opkomen alsof ze Martin Luther King zelf zijn.
Beide soorten zijn gebaat bij drie beproefde principes. Ze werken zelfs voor mijn paniekerige politica.

De belangrijkste is: oefen, oefen, oefen! Doe de speech die je moet geven een paar keer voor je broer, vriend of spiegel. Als je je verhaal maar een paar keer hebt gedaan. Met een mislukte afscheidsrede voor je collega kan je nog wel wegkomen, maar die presentatie bij een belangrijke klant moet gewoon goed zijn. Door te oefenen herken je de mooie maar irrelevante passages in je verhaal (kill your darlings), weet je of je verhaal te lang of te kort duurt en als je oefenpubliek eerlijk is, vertelt het je of die openingsgrap wel of niet kan. En passant verdwijnen ook je zenuwen.

Ook belangrijk is dat je verhaal een goede structuur heeft. Eerst volg je Aristoteles: kijk wat je nodig hebt om te overtuigen, breng het onder woorden en zet het in de goede volgorde. Hierna is VVV van groot belang. Niet het toerismebureau, maar Vertel wat je gaat vertellen, Vertel het en Vertel wat je hebt verteld. Bijvoorbeeld de structuur van Rutte’s eerdergenoemde lezing in een notendop: ik ga u vandaag een nieuw perspectief schetsen voor de Nederlander: consumeer meer! Dit is mijn nieuwe perspectief voor de Nederlander: consumeer meer! en hartelijk dank voor uw aandacht voor mijn nieuwe perspectief voor de Nederlander: consumeer meer! Met de kracht van herhaling vergroot hij de kans dat de luisteraar iets kan terugvertellen van zijn verhaal. Daarnaast is VVV een handige wegwijzer voor je verhaal. Als je mensen precies uitlegt, wat je hen gaat vertellen, weten ze wat ze moeten verwachten en blijven ze langer bij je (oh, hij is al hier in zijn verhaal, het zal bijna afgelopen zijn).

De derde vaardigheid is WEET WANNEER JE MOET OPHOUDEN. Je ziet het overal. Kleine imitatie Castro’s, die de smaak te pakken krijgen, en niet meer willen stoppen. Tot iemand onverbiddelijk zegt: gezien de tijd, moet ik u vragen om af te ronden. Of erger: driekwart van de zaal checkt inmiddels zijn email of kijkt uit het raam. Een handig rijmpje helpt je hierbij. Waarna ik er zelf ook meteen een einde aan maak.

1. Stand up, so they will see you.
2. Speak up, so they will hear you.
3. Shut up, so they will like you.

Dit artikel verscheen ook in Intermediair

Maakt geld dan toch gelukkig?

Erica Verdegaal is personal finance journalist voor onder andere NRC, ZIN en Trosradar.nl. Ze schrijft en spreekt over alles wat met geld heeft te maken. Onlangs verscheen haar 12e (!) boek: Waar doen ze het van? Hoe je rijk wordt. En blijft. In het boek komt de relatie tussen geld en geluk vaak naar voren. Reden genoeg voor een interview:

Erica, kun je geluk kopen?
Tot op zekere hoogte kun je je geluk kopen. Maar het is van belang dat je een onderscheid maakt tussen de dingen die je wel en niet kunt aanschaffen. Als je een been mist, kun je natuurlijk geen nieuwe bestellen. Maar een fijn huis, dat niet tocht, bevordert je woongeluk en als je een goede opleiding voor je kind kunt betalen vergroot je zijn levensgeluk zeker.

Daarnaast is je houding ten opzichte van geld veel belangrijker dan hoeveel geld je hebt. Mensen die goed met geld kunnen omgaan, wat hun vermogen ook is, zijn over het algemeen gelukkiger dan verkwisters of gierigaards. Dat zie je ook bij rijke mensen. Die staan vaak opvallend relaxed in het leven. Vaak hebben ze door schade en schande geleerd hoe ze met geld moeten omgaan. Ik zou daarom ook zeggen dat niet geld gelukkig maakt, maar grip op geld.

In je boek zeg je dat geld ingeblikt geluk is. Wat bedoel je daarmee?
Dat geld, net als eten uit blik, houdbaar is en dat je het altijd kan aanwenden als je het nodig hebt. Geld kan allerlei vormen aannemen. Je kunt er veiligheid mee kopen, het geeft je tal van keuzemogelijkheden en tijd. In plaats van ingeblikt geluk kun je het ook dropdeadmoney noemen. Als je genoeg geld op de bank hebt staan, kun je tegen alles en iedereen wat je niet bevalt drop dead zeggen en het op eigen kracht een tijdje uitzingen. Dus als je geen zin meer hebt in die baan, kun je zeggen: ik houd er mee op. Genoeg geld achter de hand hebben geeft een heerlijk gevoel en is daardoor bevorderlijk voor je geluk.

Wat is jouw gouden tip om door geld gelukkiger te worden?
Ik denk dat je je echt rijk en gelukkig voelt als je je met inventiviteit, ondernemingslust en durf uit elke situatie weet te redden. Je hebt mensen die als ze hun baan kwijt raken, direct een eigen bedrijf beginnen of een boek schrijven. Gaat hun onderneming failliet, beginnen ze weer een nieuwe. Als je jezelf na elke tegenslag kunt redden, ben je echt rijk.

Hoe voorkom je dat je hebzuchtig wordt van al dat geld?
Je moet voor jezelf een grens stellen hoeveel geld je zou willen hebben. Een bedrag dat bij je past. Je hebt van die rijken in Palm Beach die 30 miljoen hebben en dan net als hun buurman ook 100 miljoen willen hebben. Dik miljonair, maar toch ongelukkig.
Terwijl je ook mensen hebt die prima tevreden zijn als ze een beetje rijk zijn. Ze doen het bijvoorbeeld zuinigjes aan, hebben een bescheiden huis en verbouwen hun eigen groente. Zij zijn daar weer heel tevreden mee.

Ben jezelf rijk en gelukkig?
Voor een journalist verdien ik vrij goed. En daarnaast houd ik veel van sparen en beleggen. Ik ben vooral gelukkiger geworden sinds ik freelance journalist ben. Ik ging minder verdienen dan in het bedrijfsleven, maar vreemd genoeg hield ik meer over. Zo gaf ik minder geld uit aan leuke kleren en reizen. Als ZZP-er ben ik onafhankelijker vrijer en gelukkiger. Daarnaast houd ik mijn vermogen goed in stand. Dat is ook raadzaam. Als ik geen opdrachten meer zou krijgen, zou ik toch een krantenwijk nemen om geld in het laatje te brengen! Zeker in de huidige participatiesamenleving moet je flexibel zijn!

Het boek lezen?
Wil je ook rijker en gelukkiger worden? Geluk voor Beginners mag het boek Waar doen ze het van? Hoe je rijk wordt. En blijft, van Erica Verdegaal verloten. Stuur me een mailtje dat je geïnteresseerd bent en de eerste is de gelukkige!

Werkt Whatever Works voor jou?

Niet iedereen heeft het beste voor met het Geluksgenre. Journalist Olaf Tempelman deed in de Volkskrant langdurig onderzoek naar de huidige tijdsgeest en vond dat de mens zich teveel richt op de zoektocht naar individueel geluk. Hij concludeert: van één ding ben ik zeker: als het voor iedereen voor het oprapen lag, had je er niet zoveel boeken over. Van Woody Allen is de film Whatever works.”
Oftewel lees geen boeken meer over geluk, kijk die film!

Whatever works is een echte Woody Allen film. Onorthodox, origineel en grappig. De film begint bijzonder, omdat de hoofdpersoon, de 60-jarige Boris zich richt tot ons:

“Wat betekent het leven nu helemaal? Niks, nul, noppes. Het leidt nergens toe en er wordt veel gekletst. Iedereen kletst graag, geheel misleid door misinformatie. Moraal, wetenschap, geloof …. aandelen, gezondheid, alles komt aan bod en dan ga je dood en komt er weer een volgende generatie idioten. Die vertelt ook wat het leven is, die zegt hoe ’t moet.

Je kan toch alleen maar depressief raken? Logisch met die gruwel, corruptie en domheidarmoede, ……. genocide, terrorisme.”
Wat kun je doen? Het is te veel. Ik heb ook zelfmoord geprobeerd.”

Na deze gedenkwaardige monoloog gaat Boris naar huis. Bij zijn voordeur rijst, al ware zij de Venus van Botticelli, een prachtig blond meisje uit het vuilnis: Melody. Deze jonge vrouw valt als een blok voor de chagrijnige, veel oudere en hyperintelligente Boris. Ze wil hem. Boris ziet er eerst niets in en wijst haar lang bot af. Maar ze houdt vol en een paar maanden later is hij met deze naïeve Miss Missippi getrouwd. Hij laat haar New York zien, legt en passant het leven uit en zij verzorgt hem (haalt lief Viagra) en hoort geduldig zijn beledigingen aan. Zij maakt al snel een verwijzing naar de titel. In haar thuisdorp deed eens man het met een geit: whatever works! En als je langer naar dit onlogische koppel kijkt, bekruipt je een gelijk gevoel, ze zijn gelukkig. Het werkt blijkbaar op deze vreemde manier. Bedoelt Tempelman dit? Het leven is raar, maar je kunt toch gelukkig zijn?

Het kan alleen niet goed blijven gaan, en dat gaat het ook niet. De moeder van Melody komt langs, en begint een ménage à trois met twee vrienden van Boris (whatever works), haar vader komt langs en die wordt homo (whatever works) en er gebeurt nog veel meer.

Dat ga ik allemaal niet verklappen (daarvoor is de film te leuk), maar mijn reactie op de opmerking van Olaf Tempelman is tweeledig. Aan de ene kant heeft de film van Woody Allen een rake boodschap. We zijn als individu maar een heel klein tijdje op aarde en het slaat allemaal nergens op. (ook Marcus Aurelius en Albert Camus zeiden dit). Maar ja, je bent er nu toch, dus maak er dan maar wat van.

Toch is het credo whatever works aan de andere kant een te makkelijke dooddoener. Het is de individuele onverschilligheid ten top. Bijvoorbeeld:

“Ik ga scheiden na 40 jaar.” “Ah tuurlijk man, whatever works.”
“Ik pleeg morgen euthanasie.” “Ah joh, whatever works.”

Ik blijf geloven dat er concrete technieken zijn die je kunnen helpen om gelukkiger te worden, zoals vriendschap, liefde, de keuze voor de juiste baan. Maar juist die maakbaarheid roept veel weerstand op. Bijvoorbeeld bij Olaf. Maar Olaf, als Woody en Boris voor jou werken, be my guest. Whatever works for you.

Wat bepaalt de ideale werkplek?

Mijmerend over een ideale werkplek, denk ik opeens aan de filosoof Diogenes (404-323 v. Chr) Hij werkte vanuit een lege ton op het centrale plein van Athene. Hij was er 24 uur per dag te vinden, gekleed in slechts een hemd. Zonder schaamte deed hij al zijn menselijke behoeftes in het openbaar.

Op zijn lege ton na had hij helemaal niets. Voor de duidelijkheid, dus ook geen smartphone, laptop of schrijfgerei. Materialisme was hem vreemd. Hij wilde alleen maar de ‘echte’ mens vinden. En het plein aan de voet van de Acropolis was zijn ideale onderzoeksterrein.

Van heinde en verre kwamen mensen naar deze vreemde man kijken. Zelfs Alexander de Grote wilde hem ontmoeten. De wereldveroveraar vroeg Diogenes: “Is er iets dat ik voor u kan doen? Ik geef u alles wat u wilt.” De tonbewoner zei: “Jazeker, misschien kunt u een stap opzij doen, want u staat in mijn zon!” De grote Alexander zei daarop: “Ik wou dat ik Diogenes was!” Waarop Diogenes antwoordde: “Ik ook!” De man liet zien dat hij gelukkig was met weinig. Bovendien werkte hij op een van de mooiste plekken van de oudheid: het marktplein van Athene. Vandaar is het letterlijk en figuurlijk een gigantische sprong naar onze werkplekken in Nederland.

Denkend aan kantoor
zie ik eindeloze gangen
Tragisch depressief
langs wegen staan.

Werken met weinig is misschien wat de Nederlandse kantoorbouwers ook voor ogen hebben. Functionaliteit gaat boven sfeer en geluk. De meeste bedrijven die ik bezoek als trainer zijn ronduit deprimerend. Bij sommige zijn de muren weliswaar al opengebroken tot open kantoortuinen met plastic sierplanten -waar mensen elkaar ontmoeten, ergeren en versieren- maar de meeste kantoren zijn donker en bedompt.

Mijn eerste bureaustoel stond in Amsterdam Zuidoost op het hoofdkantoor van een grote uitzendorganisatie. Opvallend voor een starter op de arbeidsmarkt waren die lange gangen met deuren naar hokjes met hardwerkende (of zich vervelende) mensen. De vensterbanken waren schuin, zodat mensen er niets op konden zetten. Het mocht niet te gezellig en slordig ogen van buiten. Hier wordt gewerkt, moest het uitstralen. Iets later werkte ik bij een NGO aan de Keizersgracht. Buiten stonden de toeristen in de rij voor het Anne Frankhuis, maar binnen was ik veroordeeld tot een uitzicht op een blinde muur en het computerbeeldscherm – dit laatste overigens als vrijwel ieder mens tegenwoordig.

De vraag is: wat heb je nodig voor een ideale werkplek? Alleen maar een laptop? Of een fraai uitzicht naar buiten zoals Diogenes? Of ben jij meer van een locatie met veel rust en weinig afleiding zodat je je goed kan concentreren? En wat zijn de extra’s? Loungestoelen bij die goede koffieautomaat op de gang? Of je persoonlijke parkeerplek?

Niets van dat alles! Een onderzoek van adviesbureau Van Harte & Lingsma laat zien dat mensen voor hun droomwerkplek vooral collega’s, humor en een goede werk/privé balans belangrijk vinden.
Als freelancer vond ik zo’n plek in het centrum van Amsterdam. Fijne kantoorpartners met wie je kan lachen en variabele werktijden. Bovendien wordt het pand aan drie kanten omringd door water, zodat er buiten altijd iets te zien en horen valt.

Alleen we moeten eruit. Vandaar dus die mijmeringen over filosofen en kantoren. En nu op zoek naar iets nieuws. Misschien weet jij iets?

Anders ontmoet ik je binnenkort graag bij mijn ton op de Dam.

Dit artikel verscheen ook in Intermediair

Bereken je geluk met Epicurus

Gronings moe, was ik tijdens mijn studietijd (1998-2004). Ik zat op tennissen, schaatsen, toneelspelen, een studentenvereniging, een studievereniging, ik had veel vrienden die ik allemaal wilde zien, ik leidde een turbulent en vooral tragisch 😉 liefdesleven en o, ja IK DEED EEN STUDIE!

Elke zomervakantie heb ik letterlijk weken moeten bijslapen in mijn ouderlijk huis. Ik sliep dan zestien uur per dag en de overige acht kon ik niets. Herkenbaar? Ik hoop het niet, maar toch hoor je veel verhalen over gestreste kinderen die moe zijn van hun voetbaltraining, vioolles en exorbitante kinderfeestjes. En dan heb ik het nog niet over alle mensen die overspannen zijn of een burnout hebben.

Een vriendin van mij, Froukje, was altijd al wat slimmer en wijzer dan ik. Haar simpele vraag tijdens onze studententijd was altijd: word ik hier blij van? Het is een vraag die je jezelf altijd kan en zou moeten stellen. Bijvoorbeeld: ik lees de eerste alinea van dit artikel nog eens als die student van toen en zou mezelf vragen: word ik blij van alle hooi die op mijn vork ligt? Het antwoord zou nee zijn. Alle moeheid woog bij lange na niet op tegen de hoeveelheid leuke dingen die ik ondernam.

Froukje was hiermee even wijs als Epicurus. Epicurus was een Griekse filosoof die ongeveer 300 jaar voor Christus leefde. Hij staat bekend als de grondlegger van het hedonisme, omdat hij vond dat je in het leven moet streven naar genot. Maar veelal hebben mensen hier een verkeerd beeld bij. Hedonisten staan vandaag de dag vooral bekend als genotszoekers of mensen met een losbandige leefstijl.

Epicurus doelde echter alleen op genot op de lange termijn. Hij vond dat je moest genieten van je leven. Daarbij had je een kalme gemoedstoestand nodig en moest je pijn en verdriet vermijden.
Hij vond dat je ten alle tijden een geluksberekening kon maken. Hoe verhoudt het genot op de korte termijn zich met het geluk op de lange termijn?

Wat Epicurus belangrijk vond is dat je die berekening vooraf maakte. Dus voordat je een avond gaat stappen stel je jezelf de vraag: hoeveel weegt het genot van 15 biertjes op tegen de kater van morgen? In Froukjes woorden: “word ik daar blij van?” Ja. Go for it! Nee? Drink af en toe een spa rood tussendoor en ga op tijd naar huis.

Hieronder vind je 2 voorbeelden van een (persoonlijke) geluksberekening:

Stel ik ben maanden dag in dag uit in touw om zoveel mogelijk te genieten van mijn studententijd, maar ik ben pertinent moe. Wat is de verhouding genot/ geluk dan?

150 (genieten studententijd) + – 200 (pertinent moe) = -50 (geluk)
Niet doen!

100 (gezellig eten met vrienden vanavond met drie biertjes ) + 75 (nagenieten met lichte kater) = 175
Doen!

Als je deze berekeningen maakt, check je constant bij jezelf of je van een bepaalde actie of besluit gelukkiger wordt. En zegt Epicurus, je geeft je zelf ook wat. Want je kijkt nu niet naar wat je jezelf onthoudt, maar naar wat voor geluk je iets oplevert. Nu focussen mensen zich vaak op de negatieve effecten van bijvoorbeeld een avondje thuisblijven, maar je kunt ook denken ik geef mezelf juist wat geluk (want ik heb morgen geen kater en ben lekker fris). Sowieso is Martin Bril’s adagio altijd goed om voor de geest te houden: je mist meer dan je meemaakt…

Wat roept Rutte daar op de WC? Lessen van Lyndon.

Zie je het voor je? Mark Rutte die al poepend in het torentje orders schreeuwt naar zijn ondergeschikten? Waarschijnlijk niet, maar wacht even. Zoals altijd benieuwd naar waar mensen aan de top hun inspiratie vandaan halen, kocht ik één van de favoriete boeken van onze premier: the Years of Lyndon Johnson van Robert Caro.

Ik stond perplex. Niet alleen om het prachtige proza waarmee Caro het leven van de 36-ste president van de Verenigde Staten schetst, maar ook om de persoonlijkheid van Johnson. Die bleek in het eerste deel van zijn leven weinig presidentieel. Hij was vooral een opschepper, een dominante aandachtstrekker en een windvaan. Karaktertrekken die in zijn latere leven niet zouden verdwijnen.

Ook had hij een groot (geheim) doel: President van Amerika worden. En op dit vlak
–doelen bereiken- kun je veel van Johnson leren. Een kleine greep uit de lessen van Lyndon.

1. Heb een ongeëvenaarde werklust en laat niets over aan het toeval.
Johnson werkte week in, week uit 18 uur per dag. In campagnetijd werkte hij liefst nog wat meer. Bij elke stemmer in zijn district ging hij bijvoorbeeld persoonlijk langs. Zo wist hij precies hoe elk idee, waar zou vallen. Hoever hij hier mee ging bleek na zijn eerste succesvolle campagne voor het Huis van Afgevaardigden. Johnson moest weken in het ziekenhuis verblijven met uitputtingsverschijnselen en een verwaarloosde blindedarmontsteking.

2. Lik naar boven, schop naar onder.
Zijn hele leven lang, probeerde Johnson in de smaak te vallen bij oudere en machtigere mensen. Caro noemt hem de “Prins van het vleien”. Zo was hij het niet eens met de ideeën van President Roosevelt maar die indruk gaf hij hem absoluut niet. Johnson noemde zichzelf de belangrijkste vaandeldrager van de President en groeide zo uit tot zijn lieveling. De President beschermde later meermaals de carrière van Johnson. Zijn eigen werknemers koos Johnson zorgvuldig uit op een nu vreemd klinkende competentie: slaafsheid. Een tekenend voorbeeld is dat hij hen 18 uur per dag commando’s gaf (Hij kon goed delegeren). Zelf als Johnson op het toilet zat, moest de werknemer mee om te luisteren naar zijn vernederende gebrul vanaf de pot.

3. Wees meedogenloos en hypocriet.
Als Johnson met veel moeite machtige vrienden had gemaakt, vond hij het geen probleem om hen later keihard te laten vallen. Elke zondagochtend kwam de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden, Sam Rayburn, bij de Johnson’s ontbijten. “Het lijkt wel of Johnson mijn zoon is,” zei Rayburn (zie ook punt 2). Tot er een genadeloze strijd om de macht was in het Witte Huis en Johnson in het geniep partij koos tegen “vader” Rayburn en vóór de machtigere President Roosevelt. Rayburn kwam er toch achter en zijn liefde voor Johnson bekoelde dramatisch.

Eens zien wat Mark Rutte allemaal van Johnson geleerd heeft. Ook hij werkt keihard. Vicepremier Asscher liet laatst weten dat hij zwaar onder de indruk was van de werklust en drive van Rutte. Maar waar Johnson niets aan het toeval overliet, belandde Rutte in de herfst in het debacle rond de inkomensafhankelijke zorgpremie.

Windvaan? Om premier te worden en blijven sloot Rutte alleen nog geen akkoorden met de SP en de Partij van de Dieren. Prins van het vleien? Oppositieleiders lieten weten dat Rutte hen behoorlijk weet te verleiden als hij hen nodig heeft, met dinertjes, telefoontjes en spontane bezoekjes (lente en woonakkoord?), om daarna weer onbereikbaar en onzichtbaar voor hen te worden. Meedogenloos? Vraag het zijn ex-partner Wilders, die hij na het Catshuisfiasco toebeet dat hij hem tot de laatste zetel zou uitroeien.

Rutte staat bovendien bekend als driftig. En opeens kun je je bijna voorstellen dat hij vanaf het toilet van het torentje orders schreeuwt tegen de secretaris-generaal van Algemene Zaken. Bijna dan. Want zo bont maakte waarschijnlijk alleen Lyndon Johnson het. Of herken jij dit misschien van jouw baas?

Oh boy, 5 tips om beter feedback te geven

Oh boy… is een film die je moet zien. De jonge Nico Fischer weet niet wat hij wil. Maar zijn probleem is meer dat hij ook niets doet, als iemand iets van hem wil. Hierdoor belandt hij in allerlei absurde situaties. Gaf hij iemand maar eens tegengas verzucht de immer inlevende trainer in de zaal…

“Dat zal ik nooit durven. Weet je, ze is zo scherp en pinnig. Ze wordt vast enorm boos.” Aleid is een kleine tengere vrouw die in een hoekje van de trainingszaal zit. Ze lijkt op een muisje uit de Assepoesterfilm. Aangezien ze haar baas zo angstig beschrijft, zal ik haar nooit vergeten. De vrouw houdt haar al 11 jaar flink onder de duim. Zo moet Aleid steevast overwerken. “Dat vind ik niet zo erg. Het is meer de toon waarop ze met me praat die me tegenstaat.“

“Aleid joh! Je moet er wat van zeggen. Dit kan niet!” zegt een medecursiste. We hebben het deze middag over feedback en dat maakt altijd veel los. Want hoe vertel je een collega dat je zijn zweetvoeten ruikt? Hoe zeg je iemand dat 50 keer op je telefoon kijken tijdens een klantgesprek onbeleefd is? En hoe spreek je je baas aan op de toon die zij tegen jou gebruikt?

Net als Nico en Aleid vind ik feedback geven lastig. Toch zijn er een paar eenvoudige tips die je kunnen helpen. De eerste is om je zin altijd te beginnen met ik. Zo voorkom je dat je aanvallend overkomt. Dus niet: “jouw voeten stinken door je schoenen heen.” Maar “ik merk dat het in onze kamer vaak naar zweet ruikt. Ik vermoed dat het iets met jouw zweetvoeten te maken heeft.” Je gebruikt dan geen beschuldigingen maar indrukken. En je biedt de ander de mogelijkheid om de discussie met je aan te gaan. “Joh, ik zweetvoeten? Welnee.” Of “ja sorry, ik heb er al lang last van.”

Tip 2 is dat het belangrijk is om rustig te praten, want ook hier is het de toon die de muziek maakt. Vervolgens kun je een oplossing, alternatief of verzoek aandragen (tip drie). “Als ik jou was, zou ik misschien geurvreters gebruiken.“

Als je niet wilt overkomen alsof je net een training hebt gevolgd (dit hoor ik vaak), begin dan met een openingszin die bij je past (tip vier). Een cursist zegt dat ze altijd kiest om te beginnen met Het valt me op dat ……, je nogal vaak op je telefoon kijkt als we met een klant praten. Ik vind dat onbeleefd. Zou je er mee kunnen stoppen?”

Aleid maakte braaf aantekeningen en speelde mee in de oefeningen. Dit is meteen de vijfde tip: oefen, oefen dat lastige gesprek. Elk gesprek, hoe pijnlijk ook, zal makkelijker gaan.

De week erop hangen we aan haar lippen. Trots vertelt ze: “ik heb het gezegd. Voor het eerst in 11 jaar. Ik zei: ik werk hier nu al zolang en ik vind dat de toon die jij tegen mij aanslaat niet past bij een manager. Zou je dingen in het vervolg vriendelijker kunnen vragen? Haar antwoord? Je hebt gelijk Aleid, het spijt me. Ik beloof beterschap.”

Is het zo makkelijk? Ja soms is het zo makkelijk. Ik zal Aleid nooit vergeten. Zij mij wel overigens. Aan het eind zegt ze: “bedankt voor de tips, Maarten.” Oh Boy…

Gouden tijd-tip van de Amerikaanse President

Wat heeft geluk met tijd te maken? Of beter gezegd: met tijdgebrek? Veel mensen voelen zich ongelukkig als ze de hele dag van hot naar her rennen, van alles moeten en ’s avonds uitgeteld op de bank belanden. Maar niet getreurd, er is een simpele manier om je bomvolle agenda beter onder controle te krijgen. Daarvoor reizen we 55 jaar terug in de tijd, naar Washington in de Verenigde Staten…

Stress! Daar zit je als de machtigste man van de wereld in je ovalen kantoor. Het is donderdagochtend half negen, december 1955. Voor je gevoel heb je nog duizenden dingen te doen deze week en de druk is groot.

De belangrijkste zaken op je bordje zijn:

A. Het is je huwelijksdag, bloemen kopen voor je vrouw!
B. Je favoriete kruiswoordpuzzel in de New York Times lonkt.
C. Koude Oorlog met Rusland is er nog altijd.
D. Voorbereiden verkiezingen 1956.
E. Speech voorbereiden voor de opening van Disneyland vanavond.
F. De telefoon rinkelt. Het blijkt een vervelende oude vriend uit de oorlog te zijn. De
secretaresse vraagt of je hem wilt spreken.
G. De onbekende zwarte vrouw Rosa Parks is vanochtend vroeg gearresteerd in
een bus in Alabama. Het zorgt voor consternatie in het hele land.
H. Plattelandsvrouwen uit Texas zijn op excursie in het Witte Huis. Ze willen graag met je op de foto.

Waar begin je mee? Het is de Amerikaanse president Dwight Eisenhower die zelf een antwoord bedenkt:

“Most things which are urgent are not important, and most things which are important are not urgent.”Ofwel: de meeste urgente zaken zijn niet belangrijk en de meest belangrijke zaken zijn niet urgent.”

Hij begint elke ochtend met het invullen van de volgende matrix, die nu nog steeds zijn naam draagt:

matrix1

Dat doet hij zo. Achter elk onderwerp op zijn to do lijstje geeft hij cijfers van 1 tot 5 hoe urgent iets is en hoe belangrijk.

Voor het hierboven genoemde lijstje betekent dat het volgende:

A. Huwelijksdag: urgent 5, belangrijk 1 -vergeleken met de Koude Oorlog en rassenrellen is een bloemetje niet zo heel belangrijk dames;-)
B. Kruiswoordpuzzel: urgent 1, belangrijk 1 -Misschien zou Dwight het liefst hiermee beginnen…
C. Koude Oorlog: urgent 2, belangrijk 5 -de dreiging van de Russen was de reden voor Dwight om president te worden.
D. Verkiezingen 1956: urgent 2, belangrijk 5 -voor politici zijn de volgende verkiezingen altijd het belangrijkst.
E. Speech Disneyland: urgent 4, belangrijk 4 -de opening van Disneyland betekent veel exposure voor Dwight.
F. Telefoontje vriend: urgent 5, belangrijk 1 -belt die man nou alweer?
G. Rosa Parks: urgent 5, belangrijk 5 -rassenrellen dreigen in het zuiden van de VS.
H. Plattelandsvrouwen: urgent 3, belangrijk 1 -elke dag komt er wel zo’n groep.

Goed, de President gaat de onderwerpen nu invullen.

Matrix-2

Et voila: een prachtig overzicht van de prioriteiten van Eisenhower.

Zijn acties zijn als volgt:

1. Hij geeft zijn secretaresse de opdracht om zich te excuseren bij de plattelandsvrouwen en zijn oude vriend. Daarbij vraagt hij haar of ze bloemen wil kopen voor zijn vrouw. Dan zegt hij dat hij de komende twee uur niet gestoord wil worden.
2. Hij pleegt telefoontjes met Alabama en doet er alles aan om deze brand te blussen. Rellen tijdens zijn eerste ambtstermijn zijn wel het laatste wat hij wil! Dan neemt hij de speech door die hij vanavond gaat geven in Disneyland.
3. Hij roept de veiligheidsstaf binnen en bespreekt de stand van zaken betreffende Rusland. Is de Koude Oorlog nog wel koud?
4. Daarna vergadert hij met zijn campagneteam over de acties die hij nu al kan nemen voor zijn herverkiezing van volgend jaar. Alles op alles om president te blijven!
5. Het blijkt dat hij nog een kwartier over heeft voor zijn lunch met de First Lady. Tevreden pakt hij de New York Times en met een glimlach begint hij aan de kruiswoordpuzzel…..

Lessen van Eishower? Begin elke dag met het maken van deze matrix. Het kost je 5 minuten, maar levert je veel meer tijd op! Zorg dat je tijd niet weglekt naar kwadrant 3 en 4. Zeg nee of delegeer! Doe wat je moet doen in kwadrant 1, maar besteed je meeste tijd aan kwadrant 2. Daar win je de oorlog mee! En verkiezingen 😉

niet doen: als makke schapen de regels volgen

“We snappen het niet, we hebben gewoon de regels nageleefd!” huilt de manager, een jonge vrouw die werkt in de zorg. Naast haar kijkt een iets oudere mannelijke collega droef. “Waarom zijn we als managementteam toch zo impopulair? Onze medewerkers willen zelfs niet meer met ons lunchen!” Tranen in een training zijn niet ongebruikelijk, maar deze aanleiding heb ik nog niet gehoord: regels naleven. Ik denk aan een week eerder.

Daar rijden we, het angstzweet breekt ons uit. Beneden wordt het ravijn steeds dieper, terwijl we zien dat de grond onder de smalle weg gedeeltelijk is afgebrokkeld door erosie. Het asfalt hangt soms in de lucht! Verder is geen hond te bekennen op deze kronkelweg. Een vangrails ook niet. Hoezo rustgevende vakantie in Griekenland?

Het navigatiesysteem heeft ons hier gebracht. Dit weet blijkbaar niet dat er een gloednieuwe weg is naar de plaats waar wij heen willen rijden. Het idiote is: wij weten dat wel! We hebben er net op gereden, maar zijn er even vanaf gegaan om te lunchen in een mooi dorpje. Nu we er weer uitrijden, heeft het systeem ons naar dit helse bergweggetje geleid. En hoewel iedereen in de wereld weet dat je dat niet 100% kan vertrouwen, zijn we het toch weer als een lammetje naar de slachtbank gevolgd.

Een parallel trekken tussen blindelings vertrouwen op je autonavigatie en gewoon de regels naleven in een organisatie, zou Johan Cruijff logisch vinden. In beide gevallen volg je een “autoriteit” en vergeet je zelf na te denken. De film Hannah Arendt die nu in de bioscoop draait, gaat daar ook over, hoewel de orde van grootte totaal anders is. De beroemde filosofe volgt de rechtszaak tegen de hooggeplaatste nazi Adolf Eichmann. Hij zegt onschuldig te zijn, omdat hij de heersende regels van Duitsland in oorlogstijd perfect heeft uitgevoerd. Arendt schrikt als ze Eichmann in levende lijve ziet en hoort. Hij is niet het monster uit haar fantasie, maar een burgerlijke bureaucraat die gewoon zijn werk heeft willen doen. “Dit had iedereen kunnen zijn en doen,” schrijft Arendt. Vandaar haar beroemd geworden frase: de banaliteit van het kwaad.

Terug naar de tranen in de trainingszaal. De jonge managers die ik voor me zie, willen ook gewoon “de regels naleven in de organisatie”. Na doorvragen blijkt dat ze de medewerkers de stuipen op het lijf hebben gejaagd door ze letterlijk in alles te controleren. Iedereen moet bijvoorbeeld op de minuut op tijd komen en alle protocollen perfect uitvoeren. Ook kijken ze presentielijsten na van bijeenkomsten van maanden geleden en checken ze wie wat heeft opgezocht op internet.

“Tjonge jonge, niemand wil toch zo op de vingers worden gekeken?” zeg ik. “Niet door een manager, niet door een moeder, niet door een collega.” “Maar we moeten ons toch aan de regels houden,” roept de jonge vrouw. ”Wat gebeurt er als wij de leidinggevenden de protocollen niet naleven!” zegt de ander.

Ik slik maar herinner me gelukkig het volgende stukje tekst uit het personeelshandboek van een andere organisatie. Onder elk protocol of regel staat daar: dit protocol is slechts een hulpmiddel en kan en mag nimmer de plaats innemen van het eigen denken en handelen van de medewerker. Het vergt een denkomslag bij mijn cursisten, maar ik weet ze te overtuigen. Het is dan ook één van de mooiste zinnen die ik ooit in een personeelshandboek heb gelezen. Een gouden regel die je kunt toepassen in de auto, in oorlogstijd en als manager.

Dit artikel verscheen ook in de Intermediair

Een stoïcijn op het Leidse plein

Hoe zou het zijn als je een oude Romeinse stoïcijn op een fiets zet op het Leidse Plein? Net zoals elke Italiaanse toerist zal hij waarschijnlijk niet uitblinken in fietsen. Dus in het meest gunstige geval kan hij de volgende reacties verwachten: een blik die wil doden, een wegwerpgebaar of een woede-uitbarsting. In het Amsterdamse verkeer komt de meest primitieve kant van de mens naar boven en reageren wij, de beschaafde mens;-), weer op dezelfde wijze.

Maakt die ietwat ruwe omgang in het verkeer ons ook gelukkig? Tsja, als iemand weer eens een middelvinger naar me opsteekt omdat ik door groen rijd, of ik word weer eens te chagrijnig als een taxi me afsnijd, betwijfel ik dat.

Terug naar die oude Romein. Epictetus schreef 2 millennia geleden het volgende in zijn beroemde Zakboekje: “als je bijvoorbeeld naar de thermen gaat, bedenk dan van te voren wat er allemaal kan gebeuren: je kunt nat gespat worden en zelfs een oplawaai krijgen, scheldwoorden zijn mogelijk, ja zelfs een beroving.”

In het oude Rome was het sociale verkeer dus ook al niet zo fraai! Dan komt hij met een advies:

Iedere keer als je van plan bent iets te gaan ondernemen, moet je je eerst realiseren wat je precies gaat doen. Daarnaast moet je bedenken wat er allemaal kan gebeuren en wat je kunt verwachten. Vervolgens moet je je daarover niet opwinden.

Je moet je dus geestelijk voorbereiden op wat er kan gebeuren en daar rekening mee houden. Voordat ik mijn fiets pak in Amsterdam, moet ik eerst bedenken dat ik van huis naar mijn kantoor ga fietsen. Op de weg er naar toe zal ik verscheidene lastige en drukke kruispunten tegenkomen en veel mede-verkeersgebruikers ontmoeten. Sommigen van hen zullen me afsnijden door hun haast, anderen zullen bijna tegen me opbotsen, omdat ze een whatsapp aan het versturen zijn.

Goed, dat weet ik dus van tevoren. Epitectus zegt daarna dat jij jouw handelen en humeur niet moeten laten beïnvloeden door dit soort (on)regelmatigheden en je er dus niet over moet opwinden. Epictetus schrijft vrij streng: “Je wist toch dat dit zou gebeuren? Nou laat je dan niet van de wijs brengen.”

Ik heb geprobeerd om met deze instelling te gaan fietsen. En het helpt. Als een echte stoïcijn fietste ik door de stad.

Ah daar is die taxichauffeur die plotseling zijn deur opendoet, zodat ik een meter moet uitwijken. Ik zwaai vriendelijk.
Ah daar is het meisje dat al slingerend een smsje verstuurt. Ik ga er met een boog omheen. Zonder te zuchten.
Ah daar is die middelvinger van die voetganger die haastig voor mij langs glipt. Ik steek vriendelijk mijn duim op.

Epictetus in een notendop: je kunt makkelijker met zaken omgaan als je er op ingesteld bent.

Dit geldt natuurlijk niet alleen voor het verkeer. Maar ook voor bijvoorbeeld je beoordelingsgesprek (hoe reageer ik erop als mijn baas mij die verloren klant verwijt?) of die ontmoeting met die ene zakenpartner. (je wist toch dat hij altijd fulmineert over de Nederlandse politiek? Nou dan, erger je niet zo.)

Epitectus trok het zelfs door naar extremere zaken. Als het noodlot je opeens treft en je ligt bijvoorbeeld onder een vrachtwagen, wees dan niet verrast: je wist toch dat dit zou kunnen gebeuren?

Daar zie ik hem fietsen, de oude stoïcijn. Rustig laveert hij door de stad op zijn rode MacBike. Onbewogen reageert hij op de verwensingen van de Amsterdamse fietsers. Nog even naar die nieuwe fietstunnel onder het Rijksmuseum.