Dopaminesnelwegen langs hedonistische hotspots

Dopaminesnelwegen leiden langs hedonistische hotspots die je geluk snel laten stijgen. Dit is geen zinnetje uit een reisgids over Las Vegas, maar een beschrijving van de geluksnetwerken in de hersenen. Daar zijn er twee van: het Brain Reward System (BRS) en het Default Mode Network (DMN).

De mens is het enige dier dat met zijn brein kan beseffen dat het gelukkig is. Neurologen bestuderen al decennia hoe dit kan. Een van hen, de Belg Dirk Nuytten, schreef het boek ‘Geluk zit in je hoofd’  en ziet de twee netwerken als een goede basis voor meer begrip. Uit het BRS blijkt dat er een grote verbinding staat tussen plezier en beloning. Als je iets leuks of lekkers doet als mens, waarderen de hersenen je.

Ze maken dopamine aan die een euforisch gevoel geeft. Ook vergroot het je motivatie en concentratie om doelen af te maken, want na je inspanning word je beloond! Eenvoudige voorbeelden waarbij je de dopaminesnelwegen activeert zijn eten en seks, de mens is hiervoor zeer gemotiveerd, hij overleeft en het houdt de soort in stand, maar het gebeurt ook als je een belangrijke opdracht binnenhaalt, een project afrond of  een goede kantoorgrap uithaalt. Het gelukshormoon is niet aan te slepen.

Dus, zou je zeggen, doe dingen die je plezier geven en je zult gelukkig zijn. Helaas is het effect van het BRS maar kort en daar komt bij dat je verslaafd kan raken aan dopamine. Iets waar hardlopers en workaholics je alles over kunnen vertellen. Na een dopaminepiek beland je in een diep dal en wil je weer meer. Volgens Nuytten is “onze hyperactieve maatschappij waarbij alleen instant geluk en onmiddellijke bevrediging centraal staan een typisch voorbeeld van een overactivatie van het BRS.” Het levert alleen maar geluk op de korte termijn op.

Het Default Mode Network zorgt voor prikkeling van andere hedonistische centra in je hersenen. Het grappige is dat dit netwerk aan de slag gaat als de mens in rust is. Niet zo’n vreemde gedachte als je bedenkt hoe blij iedereen is als hij na een lange stressvolle werkdag met zijn bord op schoot naar De Wereld Draait Door kan kijken. Als het DMN actief is, laat je je gedachten de vrije loop en onttrek je je een tijdje van de buitenwereld en alle taken die je moet doen. Dit zou de creativiteit en het maken van betere keuzes op de lange termijn stimuleren.

Ik vind het persoonlijk een uitkomst. Als je op kantoor een half uurtje afdwaalt en je plots opschrikt omdat je manager je knorrig aankijkt, kun je zeggen: “Zo mijn DMN was weer heel actief, ik weet eindelijk hoe ik dit lastige probleem tot een goede einde kan brengen.”  De stimulering van het DMN zie je ook terug bij het populaire yoga en mindfullnes waar de drukke mens leert om zijn gedachtes tot rust te laten komen. Vroeger maakte je gewoon een wandelingetje, maar alla.

Wil je neurologisch verantwoord gelukkig worden dan moet je volgens Nuytten op zoek gaan naar een evenwicht tussen beide netwerken. Kortom, het BRS zorgt voor plezier en motivatie om je doelen te bereiken, met het DMN geef je door goede keuzes richting aan je leven en creëer je rust en geluk door belangrijke zaken los te kunnen laten.

Zo nu zet ik even mijn DMN aan.

Het ware geluk is elders

Altijd, altijd ben ik elders.
Altijd verlangen in mijn kop.
Op zolders wil ik steeds naar kelders,
en in kelders juist weer hogerop.

Dit refrein uit het gedicht Altijd ben ik elders van Youp van ’t Hek, drukt naast de onrust van de cabaretier, prachtig de motivatie van de Nederlandse toerist uit. Want nu de zomer is begonnen, gaan wij reislustige Hollanders weer massaal op pad, maar wat is de achterliggende reden? Ontspanning? Om jezelf beter te leren kennen? Of het verlangen naar iets anders? Wat het ook is: we willen weg van huis, ergens anders heen. Daar waar het beter is en het geluk ons wel toelacht.

In het dagelijkse leven zit je vaak vastgekluisterd aan je beeldscherm, zuchtend achter het stuur in de file of turend in je studieboek en denk je een tikkeltje ongelukkig: is dit nou het leven? Waarom zit ik niet ergens onder een palmboom een cocktail te drinken en gelukkiger te zijn?

In zijn leeswaardige boek Het ware leven is elders (2013) gaat Ruud Welten in op de filosofie van het toerisme. Hij vergelijkt toeristen met pelgrims. “Beide types zijn mensen op weg, mensen die reizen naar een plek die heel bijzonder is, en die het ware geluk elders zoeken. De toerist bezoekt net als de pelgrim plaatsen die hij ‘gezien moet hebben’ of die de belofte van een mystieke rust of een utopisch luilekkerland in zich dragen.” Thuis kun je dat niet vinden, anders was je toch niet weggegaan?

Eenmaal weg kom je vaak van een koude kermis thuis. Het elders beantwoordt veelal niet aan de hoog gespannen verwachtingen (we zouden toch uitzicht op zee hebben?), het oord is misschien minder exclusief dan je dacht (ik vind het best leuk hier op Kreta, maar wat doen al die andere Hollanders hier?), of je worstelt met wat Van ’t Hek hierboven al beschreef: eenmaal aangekomen wil je weer naar een andere plek of erger, heimwee laat je  terugverlangen naar huis.

Ook de mensen die zichzelf beter willen kennen op reis hebben een moeilijke klus: “En ben je jezelf nog tegengekomen?” vroeg een vriend toen ik terugkwam van een lange reis naar Australië. Ik moest lachen en schudde mijn hoofd. Vooraf hadden we grapjes gemaakt over hoe ik een kopie van mezelf zou ontmoeten in een woestijn Down Under. Maar wie ik ook tegenkwam, niet mezelf.

De Romeinse stoïcijn Seneca had me die tocht kunnen besparen: “Het heeft niet zoveel zin om op reis te gaan om jezelf beter te leren kennen. Wijsheid en ontwikkeling vind je niet buiten (in de wijde wereld), maar binnen jezelf.” Een van mijn beste vakanties ooit had ik thuis. Vijf weken deed ik helemaal niets en lag ik op de bank of in de tuin te lezen. Thuis was er even geen elders. Er waren geen nieuwe prikkels, ik hoefde niets, want iedereen was weg en de belangrijkste bezienswaardigheden van Amsterdam kende ik al. Aan het einde was ik volkomen uitgerust, haast gelukkig.

Ps Youp’s gedicht gaat fantastisch verder. De volgende strofe maakte veel indruk op mij als 14-jarige puber. Elders bleek ook in de liefde bestaan:

Zit ik een avond thuis, dan wil ik naar de kroeg.
Tocht ik langs de kroegen, dan wil ik weer naar jou.
Waarom zit ik nooit ergens tot genoegen,
want als ik bij jou ben, dan wil ik naar mijn vrouw.

 

Dit artikel verscheen ook in Intermediair Magazine

 

Wat bepaalt de ideale werkplek?

Mijmerend over een ideale werkplek, denk ik opeens aan de filosoof Diogenes (404-323 v. Chr) Hij werkte vanuit een lege ton op het centrale plein van Athene. Hij was er 24 uur per dag te vinden, gekleed in slechts een hemd. Zonder schaamte deed hij al zijn menselijke behoeftes in het openbaar.

Op zijn lege ton na had hij helemaal niets. Voor de duidelijkheid, dus ook geen smartphone, laptop of schrijfgerei. Materialisme was hem vreemd. Hij wilde alleen maar de ‘echte’ mens vinden. En het plein aan de voet van de Acropolis was zijn ideale onderzoeksterrein.

Van heinde en verre kwamen mensen naar deze vreemde man kijken. Zelfs Alexander de Grote wilde hem ontmoeten. De wereldveroveraar vroeg Diogenes: “Is er iets dat ik voor u kan doen? Ik geef u alles wat u wilt.” De tonbewoner zei: “Jazeker, misschien kunt u een stap opzij doen, want u staat in mijn zon!” De grote Alexander zei daarop: “Ik wou dat ik Diogenes was!” Waarop Diogenes antwoordde: “Ik ook!” De man liet zien dat hij gelukkig was met weinig. Bovendien werkte hij op een van de mooiste plekken van de oudheid: het marktplein van Athene. Vandaar is het letterlijk en figuurlijk een gigantische sprong naar onze werkplekken in Nederland.

Denkend aan kantoor
zie ik eindeloze gangen
Tragisch depressief
langs wegen staan.

Werken met weinig is misschien wat de Nederlandse kantoorbouwers ook voor ogen hebben. Functionaliteit gaat boven sfeer en geluk. De meeste bedrijven die ik bezoek als trainer zijn ronduit deprimerend. Bij sommige zijn de muren weliswaar al opengebroken tot open kantoortuinen met plastic sierplanten -waar mensen elkaar ontmoeten, ergeren en versieren- maar de meeste kantoren zijn donker en bedompt.

Mijn eerste bureaustoel stond in Amsterdam Zuidoost op het hoofdkantoor van een grote uitzendorganisatie. Opvallend voor een starter op de arbeidsmarkt waren die lange gangen met deuren naar hokjes met hardwerkende (of zich vervelende) mensen. De vensterbanken waren schuin, zodat mensen er niets op konden zetten. Het mocht niet te gezellig en slordig ogen van buiten. Hier wordt gewerkt, moest het uitstralen. Iets later werkte ik bij een NGO aan de Keizersgracht. Buiten stonden de toeristen in de rij voor het Anne Frankhuis, maar binnen was ik veroordeeld tot een uitzicht op een blinde muur en het computerbeeldscherm – dit laatste overigens als vrijwel ieder mens tegenwoordig.

De vraag is: wat heb je nodig voor een ideale werkplek? Alleen maar een laptop? Of een fraai uitzicht naar buiten zoals Diogenes? Of ben jij meer van een locatie met veel rust en weinig afleiding zodat je je goed kan concentreren? En wat zijn de extra’s? Loungestoelen bij die goede koffieautomaat op de gang? Of je persoonlijke parkeerplek?

Niets van dat alles! Een onderzoek van adviesbureau Van Harte & Lingsma laat zien dat mensen voor hun droomwerkplek vooral collega’s, humor en een goede werk/privé balans belangrijk vinden.
Als freelancer vond ik zo’n plek in het centrum van Amsterdam. Fijne kantoorpartners met wie je kan lachen en variabele werktijden. Bovendien wordt het pand aan drie kanten omringd door water, zodat er buiten altijd iets te zien en horen valt.

Alleen we moeten eruit. Vandaar dus die mijmeringen over filosofen en kantoren. En nu op zoek naar iets nieuws. Misschien weet jij iets?

Anders ontmoet ik je binnenkort graag bij mijn ton op de Dam.

Dit artikel verscheen ook in Intermediair