Uit de tijd gekomen

Een stoplicht springt op rood, een ander springt op groen. In Twente…

Uit Amsterdam gekomen is het twee uur rijden naar Twente. Ik mag daar via het Sprekershuys spreken voor een Industriekring.  Net uit de stad zijn de automobilisten nog gehaast op de weg, geheel in lijn met het verhaal dat ik straks zal gaan vertellen: Festina Lente – haast je langzaam.

Op de weg naar Twente wordt het steeds rustiger en mooier. “Wat is het hier prachtig!” denk ik als ik door voor mij onbekende plaatsen als Ommen en Eerde rijd. Wat me ook opvalt: er zijn haast geen verkeerslichten.” Mijn verhaal speelt zich af bij een stoplicht op een druk punt in het centrum van Amsterdam. Is dat wel herkenbaar voor de mensen? Achter het stuur neem ik me in elk geval voor om straks de beroemde grap van Herman Finkers  over een stoplicht in Almelo achterwege te laten. Dat zou afgezaagd zijn!

In het fraaie Den Ham voel ik mij door de Twentse gastvrijheid en gezelligheid meteen op mijn gemak.  Na een korte vergadering en pauze, kan ik beginnen met mijn verhaal dat gaat over geluk en alles wat daarbij wel en niet komt kijken: ontspanning, stress,  zingeving, zinloosheid en ook leven en dood. Er is gelukkig veel interactie. Daar ben ik blij mee, want ik houd niet van eenrichtingsverkeer. Na mijn anekdote over Festina Lente: citeert een meneer Herman Finkers.  Wij zeggen altijd met hem: “Kalm aan, en rap een beetje!” Heel toepasselijk en gelach in de zaal. Ik merk op dat ik me had voorgenomen om Finkers grap over het stoplicht in Almelo niet te noemen, maar nu zijn naam toch genoemd is…..

Als ik in een stukje over de dood van mijn vader vertel en zeg dat ik geloof dat er na de dood niets meer is, reageert iemand uit een gedicht van die andere Twentse held, Willem Wilmink. Die schreef over de dood: “In het Twents is iemand uit de tijd gekomen.” Wauw,  dat is nog eens mooi geformuleerd en heel treffend voor mijn verhaal. Na afloop is er tijd voor vragen: “Had je je gerealiseerd dat er niet echt veel verkeerslichten zijn bij ons in Vroomshoop” Razendsnel, voordat ik dat kan doen, antwoordt iemand anders al voor mij. Gortdroog klinkt het: “Gelukkig weten we wel wat het zijn.”

Bij het eten zijn er goede gesprekken over geluk. Mijn verhaal was herkenbaar! Daarna vertrek ik weer richting Amsterdam. Ik zucht, omdat het almaar drukker en lelijker wordt.  Veilig thuis aangekomen denk ik met weemoed aan het schone Twente. Ik zoek naar het gedicht van Wilmink op mijn telefoon. Hoewel ik het niet in een keer begrijp, vind ik het  prachtig.  Bij de volgende keer dat ik optreed, zal ik het in mijn verhaal verwerken:

In ’t Nederlands is iemand dood gegaan,
over zijn reis wordt nooit meer iets vernomen.
In het Twents is iemand uit de tijd gekomen, 
dus je weet zeker: hij kwam veilig aan.

 

Haast je langzaam (en win tijd!)

Supergehaast en vol stress zijn ze, die Amsterdammers. Veel fietsende exemplaren wachten bijvoorbeeld niet vóór het rode stoplicht, maar rijden het voorbij. Omdat ze vaak niet door de voorbijrazende auto’s heen kunnen, komen ze uiteindelijk tot stilstand. Dan kijken ze druk om zich heen op zoek naar een gaatje om over te steken. Dat lukt sommigen. Kris kras door de toeterende wagens bereiken ze de overkant.

“Festina Lente, kent u die uitdrukking?” Zou ik met Dominee Gremdaat willen zeggen. Haast je langzaam, was een bekend gezegde bij de oude Romeinen en de lieveling van de beroemde Rotterdammer Erasmus. En dat wil wat zeggen, want hij verzamelde maar liefst 4000 spreekwoorden.

Hij vond haast je langzaam zo mooi (zo rijk, zo diepzinnig, zo heilzaam), omdat dit kleine zinnetje naast wijsheid ook een duidelijke paradox inhoudt. Je moet je haasten, maar dan wel langzaam! Hoe valt dat nou met elkaar te rijmen?220px-AldusManutius3

 

De Romeinen, die het spreekwoord veel gebruikten, hadden twee symbolen om dit uit te leggen. De dolfijn is het symbool voor de haast, omdat het een van de snelste dieren van de zee is. Het anker staat voor langzaam: het schip ligt voor anker.

Een van de ideeën van festina lente is dat voordat je ergens mee begint, je je eerst moet bezinnen. Dus afwachten, aarzelen en goed zaken overwegen voordat je iets doet. Toen ik als kind veel schaakwedstrijden speelde, moest ik van mijn vader altijd op mijn handen zitten (gooi je anker uit). Ik wilde altijd heel gauw zetten doen, maar voordat ik het wist had ik dan een grote fout gemaakt (huilen!). Van hem moest ik eerst het hele bord bekijken, nadenken wat voor gevolgen mijn zet had, gaf ik niet mijn dame weg? Daarna mocht ik als een dolfijn mijn zetten doen.

De Romeinse Keizer Augustus gebruikte het spreekwoord te pas en te onpas. Ook in officiële documenten. Zo spoorde hij de lezende ambtenaar of generaal aan om snelle ijver met trage nauwkeurigheid te combineren. Als je goed had bekeken dat jouw beslissing de beste was, mocht je razendsnel handelen van de keizer. De tijd was dan rijp. Augustus kan dan ook de uitvinder van het populaire begrip timing worden genoemd.

De uitdrukking kan ook gelden voor twee extreme soorten mensen. De besluitelozen laten hun schip altijd voor anker liggen en nemen nooit een besluit, terwijl de roekelozen, flapuiten en impulsieven onder ons razendsnel dingen zeggen of besluiten nemen waar ze later weer spijt van hebben. De Romeinen kenden dit. In de afbeelding hierboven is de dolfijn daarom ook om het anker heen gewikkeld. De twee moeten samenwerken. Twijfelaars hebben soms een snufje dolfijn nodig, de roekelozen een vleugje anker.

Terug naar het stoplicht. De gestreste mens die wacht voorbij het stoplicht, -een symbool haast voor deze tijd- klaar om met gevaar voor eigen leven over te steken, is een roekeloze dolfijn zou Augustus misschien zeggen. Ooit noemde Dominee Gremdaat de tijd die je wacht voor een rood licht of als je vertraging hebt in de trein, juist gewonnen tijd. Tijd om even om je heen te kijken, na te denken en te reflecteren op je situatie. Dat sluit naadloos aan bij Festina Lente: door soms langzaam te zijn, win je later tijd.