Omdat mijn dochtertje twee nationaliteiten heeft, gingen wij deze maand naar het Duitse consulaat in Amsterdam voor haar paspoort uit dat land. In de tram er naar toe ontmoetten we een look-a-like van Aaf Brandt Corstius. Of was ze het echt? Omdat we allebei een baby bij ons hadden, raakten we als jonge ouders snel aan de praat. “Hoeveel maanden is jouw kindje? En hoe heet ie?” Dat soort vragen. Na een hartelijk afscheid zei ik tegen mijn vriendin: misschien belanden we wel in haar column morgen!” “En zij in die van jou!” antwoordde mijn vriendin.
Op het Duits consulaat was de sfeer steriel en bureaucratisch. We hadden een flinke checklist gekregen voor de aanvraag, maar bleken toch nog twee documenten te missen. “Ach 12 uit 14 goed is toch helemaal niet zo slecht?” probeerde ik de stemming erin te houden. Maar mijn vriendin die de Duitsers langer dan vandaag kent, mopperde: “ik had het kunnen weten, het is nooit goed.”
In de toepasselijke lunchtent De Vredespijp flink wat verderop zagen we twee mannen die we net ook al zagen op het consulaat. Dat was toevallig. We vroegen hen of dit de plek was om bij te komen van de Duitse bureaucratie. “Ha, ha!” lachten ze, “inderdaad, maar voor ons was het de laatste keer.” We hebben afstand genomen van onze Duitse nationaliteit.” Dat vond mijn vriendin wat te rigoureus.
Aan het tafeltje naast ons zat Hanneke Groentenman druk in gesprek met een vriendin. “Dat is toch de schoonmoeder van Aaf,” fluisterde ik. “Ja,” zei mijn vriendin. Wat een toevalligheden, dacht ik, op die dag dat Duitsland er een burger bijkreeg maar er twee verloor.